ECLI:NL:GHDHA:2015:677

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
001650-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Duindam
  • M. van Walderveen
  • G. Grootveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding kosten raadsman in verband met verzoek ex art. 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2014. De verzoeker, die eerder was vrijgesproken van poging tot afpersing, had een verzoek ingediend op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering voor schadevergoeding wegens de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast vroeg hij om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen en indienen van dit verzoekschrift, op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had hem een bedrag van € 550,- toegekend voor de kosten van rechtsbijstand, maar de verzoeker ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof heeft de zaak behandeld in raadkamer, waarbij de verzoeker, zijn advocaat mr. J. de Back, en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol aanwezig waren. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het hoger beroep. Het hof oordeelde dat de beschikking van de rechtbank vernietigd moest worden, omdat de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering bepalend is voor de vraag of de verzoeker recht heeft op vergoeding op basis van artikel 591a. Aangezien de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, werd het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen.

De beslissing van het hof was dat de beschikking waarvan beroep werd vernietigd en het verzoek werd afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

datum uitspraak 29 januari 2015

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen op het hoger beroep tegen de beschikking van
de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2014 op een verzoekschrift, op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering ingediend door:

[naam verzoeker],

geboren op [datum] te [plaats],
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. J. de Back aan de Heemraadsingel 195,
3023 CB Rotterdam.
Procesgang
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2012 is verzoeker vrijgesproken van het aan hem in zijn strafzaak tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging tot afpersing, dan wel medeplichtigheid aan poging tot afpersing.
Verzoeker heeft vervolgens bij een op 4 maart 2013 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingekomen verzoek-schrift gevraagd hem op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een schadevergoeding toe te kennen voor de tijd die hij in zijn strafzaak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorge-bracht. Verzoeker heeft voorts verzocht hem op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering een bedrag toe te kennen van € 550,- als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in verband met opstellen, indienen en behandelen van een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 14 februari 2014 het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering deels toegewezen en aan verzoeker op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Straf-vordering een bedrag toegekend van € 550,- als vergoeding
voor de kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen, indienen en behandelen in raadkamer van een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Namens verzoeker is op 7 maart 2014 hoger beroep tegen die beslissingen ingesteld.
Het hof heeft die hoger beroepen op 18 december 2014 in het openbaar in raadkamer behandeld. In raadkamer zijn gehoord de verzoeker, diens advocaat mr. J. de Back en de advocaat-generaal mr. H.H.J. Knol.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep tegen de beschikking ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Beoordeling van de beschikking waarvan beroep
De beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Beoordeling van het verzoek
Voorwaarde voor toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering is dat ‘de zaak’ moet zijn geëindigd zonder oplegging van straf of maat-regel of zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het onderhavige verzoek richt zich echter niet op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in de straf-zaak, maar op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met het opstellen, indienen en behandelen van een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Een redelijke wetstoepassing brengt in dit geval mee dat de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering doorslaggevend is voor de vraag of verzoeker in aanmerking komt voor een vergoeding op de voet van artikel 519a van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande dat een afwijzende
beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering op één lijn dient te worden gesteld met de situatie waarin de strafzaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering.
Bij eerdere afzonderlijke beschikking van 29 januari 2015 heeft dit hof de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2014, gegeven naar aanleiding van het door verzoeker op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediende verzoekschrift, vernietigd en het verzoek afgewezen.
Het voorgaande brengt mee dat ook het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering moet worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door
mr. Duindam, voorzitter,
mrs. Van Walderveen en Grootveld, leden,
in bijzijn van mr. Mulder, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2015.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.