ECLI:NL:GHDHA:2015:622

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
22-001123-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 14 maart 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1960, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 800,-, subsidiair zestien dagen vervangende hechtenis, voor mishandeling en bedreiging van een oudere vrouw. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, met uitzondering van het onderdeel van de mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld door hard aan de hondenriem te trekken en haar tegen een hek aan te trekken, wat heeft geleid tot letsel. De verdachte is vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt over de situatie en zijn financiële situatie. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de proceskosten voor beide partijen op eigen rekening gelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001123-14
Parketnummer: 09-004513-12
Datum uitspraak: 30 januari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 maart 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1960,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
16 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 800,-, subsidiair zestien dagen vervangende hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 7 januari 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]) heeft mishandeld, door deze [benadeelde partij] (hard) aan de sjaal te trekken, terwijl zij deze sjaal om haar nek heeft en/of door (hard) aan de hondenriem te trekken die [benadeelde partij] in haar hand vast heeft en/of door [benadeelde partij] tegen een hek aan te trekken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 7 januari 2012 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik u en uw hond nog één keer zie, dan schop ik je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op of omstreeks 7 januari 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een hondenriem en/of een correctieband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door deze hondenriem en/of correctieband in een sloot te gooien.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is op grond van de voorliggende verklaringen van de aangeefster en de verdachte – overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onderdeel “door hard aan de hondenriem te trekken die [benadeelde partij] in haar hand vast heeft” overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft ten overstaan van de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de aangeefster [benadeelde partij] met de hondenriem in haar hand een zwaaiende beweging heeft gemaakt in de richting van zijn hoofd, dat hij heeft afgeweerd met zijn linkerhand/onderarm en dat hij pijn voelde. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsvrouw een foto overgelegd, gemaakt door de politie, waarop letsel aan de linker onderarm van de verdachte, te weten een striem, waarneembaar is.
De verklaring van de verdachte vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige], die bij de politie heeft verklaard dat zij zag dat de aangeefster een afwerende beweging maakte met haar armen en met de riem die zij in haar handen had.
Nu er geen nader onderzoek heeft plaats gevonden naar het trekken aan de hondenriem door de verdachte en – naar het oordeel van het hof - voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, kan het hof niet komen tot een bewezenverklaring van dit onderdeel, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon
(te weten [benadeelde partij]
)heeft mishandeld, door deze [benadeelde partij] (hard) aan de sjaal te trekken, terwijl zij deze sjaal om haar nek heeft
en/of door (hard) aan de hondenriem te trekken die [benadeelde partij] in haar hand vast heeft en/of door [benadeelde partij] tegen een hek aan te trekken, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Geen straf of maatregel
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een oudere vrouw, zoals bewezen verklaard. Met deze handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
In beginsel rechtvaardigt een dergelijk feit een straf.
Blijkens een uit de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2015, is de verdachte enkel malen eerder voor andersoortige strafbare feiten veroordeeld.
Het hof heeft in aanmerking genomen de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij spijt heeft dat de situatie zo is geëscaleerd en dat hij dit gebeuren als een leermoment ziet. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten dat hij een bijstandsuitkering heeft en parttime ZZP-er is. Voorts betreft het een feit begaan in 2012.
Op grond van het vorenstaande acht het hof het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële en materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 337,78, bestaande uit
€ 300,- ter zake van immateriële schade en € 37,78 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 337,78, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu bij de beoordeling van de vordering de mate van medeschuld van de benadeelde partij in aanmerking moet worden genomen.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof acht redenen aanwezig om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2015.
mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest te ondertekenen.