ECLI:NL:GHDHA:2015:621

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
22-003826-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs in diefstalzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1991, was beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 28 april 2014 te Zoetermeer. De tenlastelegging betrof het wegnemen van laptops en camera's uit een woning, waarbij de verdachte en medeverdachten zich toegang tot de woning zouden hebben verschaft door middel van braak.

Tijdens de rechtszittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden zou worden veroordeeld. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de flat niet voldoende was om wettig en overtuigend bewijs te leveren voor zijn betrokkenheid bij de woninginbraak.

Het hof heeft de verklaringen van de aangever en de bevindingen van de politie in overweging genomen, maar concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een nauwe samenwerking bij de gepleegde inbraak. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2015.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003826-14
Parketnummer: 09-165914-14
Datum uitspraak: 18 februari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 1 september 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats](Afghanistan) op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2014 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen één of meerdere laptop(s) en/of camera('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever]], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De aangever heeft verklaard zijn woning aan de [adres] te Zoetermeer op 28 april 2014 om 19.00 uur te hebben verlaten. Op dat moment was de woning intact en afgesloten. Bij thuiskomst zag hij dat het raam aan de voorzijde van de woning uit de sponning was gehaald, dat de woning was doorzocht en dat er goederen waren weggenomen. Blijkens een proces-verbaal bevindingen heeft de buurman van de aangever om 19.50 uur gezien dat het raam aan de voorzijde van de woning van de aangever uit de sponning was gehaald.
Uit dactyloscopisch onderzoek is gebleken dat aan de binnenzijde van het kozijn van het raam van de voorslaapkamer aangetroffen en veiliggestelde sporen matchen met de referentieafdrukken in de politiesystemen van de medeverdachte [medeverdachte]. Laatstgenoemde heeft bij de rechter-commissaris bekend in de flat te zijn geweest en is onherroepelijk veroordeeld voor diefstal in vereniging.
Uit het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde “stills” van de camerabeelden (blz. 86 tot en met 93) blijkt dat op 28 april 2014 omstreeks 19.22.12 uur drie personen de entree van het flatgebouw aan het Fonteinbos binnengaan. Deze drie personen staan met lege handen te wachten bij de linkerlift om 19.22.19 uur, stappen om 19.22.30 uur in de lift en gaan naar een onbekend gebleven etage en stappen vervolgens om 19.23.23 uur uit de lift. Voorts blijkt dat deze drie personen omstreeks 19.35.31 uur vanuit het trappenhuis komen lopen, waarbij één van de drie personen, een oranje C1000 plastic tas met inhoud in zijn linkerhand draagt en dat zij omstreeks 19.35.39 uur de achteruitgang van de flat verlaten.
De medeverdachte [medeverdachte] zichzelf herkend op de “stills” van de camerabeelden, blijkens zijn verklaring bij de politie en bovendien heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] in de flat was en dat zij naar de elfde verdieping zijn gegaan. Voorts bevat het dossier enkele processen-verbaal van bevindingen, waarin is gerelateerd dat de personen afgebeeld op de “stills” van de camerabeelden door verschillende opsporingsambtenaren zijn herkend als de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte].
Het hof overweegt dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de entree en op een onbekend gebleven verdieping van het flatgebouw weliswaar voldoende is voor een vermoeden van enige betrokkenheid bij de gepleegde woninginbraak, maar onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking gericht op een misdrijf, nu onduidelijk is wat de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] in de periode tussen binnenkomst in de flat om 19.22.12 uur en het verlaten van de flat om 19.35.39 uur hebben gedaan.
Op grond van het vorenstaande ziet het hof geen aanwijzingen voor een bewuste en nauwe samenwerking bij de gepleegde woninginbraak.
Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig het standpunt van de verdediging – derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering
mr. Chr.A. Baardman en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 februari 2015.
mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest te ondertekenen.