Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 31 maart 2015
[appellant]
WONINGSTICHTING HAAG WONEN,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) [appellant] heeft vanaf november 2006 van Haag Wonen een woning aan de [adres] (hierna: de woning of het gehuurde) gehuurd. Volgens de huurovereenkomst is de woning bestemd voor [appellant] en de leden die tot zijn huishouding behoren en zal [appellant] de woning zelf (met zijn gezin) bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. [appellant] mag zonder schriftelijke toestemming van Haag Wonen de woning niet onderverhuren of aan anderen in gebruik geven (artikel 11.2 huurvoorwaarden).
(2.2) [appellant] is in 2005 getrouwd. Zijn vrouw en kind hebben vanaf enig moment in 2008/2009 tot mei/juni 2012 in België gewoond. [appellant] is in 2008 naar België verhuisd. Hij heeft van 16 mei 2008 tot 5 augustus 2010 in België ingeschreven gestaan.
heeft voor zijn gezin een huis in Antwerpen gehuurd. Hij heeft ook een aantal jaren gedurende vijf dagen in de week in België gewerkt en daar gewoond bij vrouw en kind. Tot 2010 werkte [appellant] tevens in het weekend als taxichauffeur in Den Haag. [appellant] is in de periode 2008 tot en met 2011 door de zorgverzekeraar aangemerkt als verzekerde in België.
Bij huisbezoek op 9 februari 2012, na een melding van omwonenden, heeft Haag Wonen de broer van [appellant] (hierna: [broer] of de broer) in de woning aangetroffen. De broer heeft toen verklaard samen met [appellant] in de woning te wonen. Volgens de broer werkte en sliep [appellant] door de week in België en sliep [appellant] in het weekend in de woning. De broer heeft van 27 december 2011 tot in ieder geval 8 maart 2012 op het adres van de woning ingeschreven gestaan.
heeft op 22 februari 2012 tegenover Haag Wonen verklaard dat hij in verband met zijn werk in België gedurende vijf dagen per week veel van huis was, dat hij een huis huurde in België waar zijn vrouw en dochtertje woonden, dat hij meestal in het weekend in het gehuurde sliep en dan kwam voor zijn ouders, broer en om de post op te halen. Ook heeft [appellant] toen verklaard dat hij de huur en kosten voor gas en licht samen met zijn broer betaalde.
(2.3) Haag Wonen heeft vervolgens [appellant] gedagvaard voor de kantonrechter met een vordering, kort en zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Haag Wonen heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] in strijd met de verplichtingen uit de huurovereenkomst (i) feitelijk in België woont/heeft gewoond en aldus geen hoofdverblijf heeft (gehad) in het gehuurde, en (ii) het gehuurde heeft onderverhuurd aan zijn broer, althans aan hem in gebruik heeft gegeven, zonder toestemming van Haag Wonen.
(2.4) De kantonrechter, van oordeel dat [appellant] in ieder geval in de periode 2009 tot en met 2011 geen hoofdverblijf in de woning heeft gehad en de woning, al dan niet gedeeltelijk, heeft onderverhuurd dan wel in gebruik heeft gegeven, heeft deze vorderingen bij het thans bestreden vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, toegewezen. Op 12 november 2012 is de woning ontruimd.
Beoordeling van grief 1
Beoordeling van grief 3
Beoordeling van grief 2
Niet alleen heeft Haag Wonen betwist dat [appellant] haar in 2008 heeft geïnformeerd, maar bovendien is gesteld noch gebleken dat Haag Wonen schriftelijk aan [appellant] toestemming heeft verleend (overeenkomstig artikel 11.2 huurvoorwaarden) om elders te gaan wonen en/of de broer in het gehuurde te laten verblijven. Reeds hierom kan geen sprake zijn van een bij [appellant] door Haag Wonen gewekt gerechtvaardigd vertrouwen.
Beoordeling van grief 4
[appellant] heeft met deze grief aangevoerd dat de tekortkomingen, gezien de bijzonder geringe aard of geringe betekenis, de ontbinding van de huurovereenkomst met al haar gevolgen niet rechtvaardigen. [appellant] wijst op het slechts tijdelijke verblijf van de broer in de woning, hetgeen moet worden beschouwd als vriendendienst. [appellant] is bovendien naar zijn zeggen, zeer regelmatig gebruik blijven maken van de woning. Daarnaast wijst hij op de negatieve gevolgen van de ontruiming voor zijn gezin.
Ook deze grief wordt verworpen. Het door [appellant] gestelde is daartoe ontoereikend. Het hof acht de tekortkomingen te ernstig. De omstandigheid dat de ontruiming negatieve gevolgen heeft gehad, is een omstandigheid die voortvloeit uit het tekortschieten van [appellant] en maakt deze beoordeling niet anders.
Slotsom
Beslissing
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;