Uitspraak
uitspraak d.d. 25 februari 2015
[X] te [Z], belanghebbende,
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Oordeel van de rechtbank
Inhoudelijk
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de waarde van een woning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van de woning, is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 430.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Waddinxveen had eerder de waarde vastgesteld op € 432.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, en dat de aanwezigheid van asbest in de woning niet adequaat was meegenomen in de waardebepaling. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en pleitte voor een waarde van € 350.000. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning in goede justitie op € 430.000 moest worden vastgesteld, en dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2015.