ECLI:NL:GHDHA:2015:487

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
200.159.992
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad in echtscheidingskwestie met betrekking tot verkoop echtelijke woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De man, die in hoger beroep was gekomen van het vonnis van 17 oktober 2014, verzocht het hof om de uitvoerbaarverklaring te schorsen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat hij als invalide in de aangepaste woning moest kunnen blijven wonen. De vrouw, die de uitvoerbaarverklaring wenste te handhaven, stelde dat zij belang had bij de verkoop van de woning vanwege een betalingsachterstand en aansprakelijkheid voor een borgstelling op de overwaarde van de woning.

Het hof overwoog dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is deze te executeren, ook indien tegen het vonnis hoger beroep is ingesteld. Bij de beoordeling van het schorsingsverzoek diende het hof te kijken naar de belangen van beide partijen. Het hof concludeerde dat de belangen van de vrouw zwaarder wogen dan die van de man. De man had onvoldoende onderbouwd dat hij in een noodtoestand zou komen als hij de woning moest verlaten. Het hof wees daarom het verzoek tot schorsing af en hield de beslissing over de proceskosten aan.

De uitspraak benadrukt de belangenafweging die gemaakt moet worden bij verzoeken tot schorsing van uitvoerbaarverklaringen, waarbij de omstandigheden van het geval en de belangen van beide partijen zorgvuldig moeten worden gewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel
Zaaknummer : 200.159.992/01
Zaak-/rolnummer rechtbank·: C/09/473046/ KG ZA 14-1066

arrest in het incident van de familiekamer d.d. 24 februari 2015

inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man
advocaat: mr. M.M. van Wijk te Leiden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.S. Ganga te Zoetermeer.

Het geding

Bij exploot van 14 november 2014 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2014 tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis en de daarin vermelde stukken.
De man heeft in zijn dagvaarding in hoger beroep de grieven geformuleerd.
In de dagvaarding in hoger beroep heeft de man eveneens gevorderd de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van 17 oktober 2014 van de voorzieningenrechter te Den Haag te schorsen.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden en verzocht het verzoek tot de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen.
Het hof zal in dit arrest alleen vermelden hetgeen voor de beoordeling van het incident van belang is.
Partijen hebben gefouneerd voor arrest in het incident.

Beoordeling van het incident

Incident
1. De man verzoekt het hof bij incidentele vordering om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, uitgesproken door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag ten aanzien van het vonnis van 17 oktober 2014, te schorsen.
2. Ter onderbouwing van zijn schorsingsverzoek wordt door de man onder meer het navolgende aangevoerd:
  • gezien het feit dat de voorzieningenrechter in weerwil van het procesrecht een constitutief vonnis heeft gewezen (namelijk de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, daarmee de rechtsverhouding tussen partijen wijzigend) is sprake van een juridische misslag, die de man in zijn belangen kan schaden als de vrouw op basis hiervan voort kan gaan met de tenuitvoerlegging;
  • het belang van de man bij een schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van 17 oktober is tevens gelegen in het reeds genoemde feit dat de man invalide is en voor zijn onderdak aangewezen is op de volledig voor hem aangepaste woning;
  • de vrouw heeft bovendien in kort geding volstrekt niet aangetoond dat zij aangesproken is op de borgstelling;
  • bovendien geldt dat de bank heeft aangegeven in het licht van alle omstandigheden thans de opeising van de privé borgstellingen te zullen opschorten.
3. In punt 2 van haar memorie van antwoord gaat de vrouw in op de incidentele vordering van de man. Zij stelt dat zij belang heeft bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het vonnis in kort geding. Daarnaast heeft de man geen belang bij het niet verkopen van de woning. Hij kan een urgentie krijgen voor een rolstoel-toegankelijke woning, nu de kinderen uit huis zijn.
4. Het hof overweegt als volgt. Het hof stelt voorop dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is deze te executeren, ook indien tegen het vonnis hoger beroep is ingesteld. Bij de beoordeling van de vraag of, in afwijking van voornoemd uitgangspunt, de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis dient te worden geschorst, dienen de navolgende maatstaven te worden aangelegd:
  • de verzoeker moet belang hebben bij de door hem verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging;
  • bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die schorsing verzoekt bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de door hem verkregen veroordeling direct ten uitvoer te leggen, en
  • bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven.
5. Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing geldt ook dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit kan anders zijn indien het bestreden vonnis, waarvan verzoeker beroep heeft ingesteld, klaarblijkelijk berust op een juridische misslag dan wel indien na de bestreden beslissing feiten of omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht gekomen, die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
6. Naar het oordeel van het hof berust het vonnis van de voorzieningenrechter niet op een juridische misslag. De voorzieningenrechter heeft in het dictum van het bestreden vonnis niet de overeenkomst tussen partijen geheel dan wel gedeeltelijk ontbonden. Het hof leest de overwegingen van de voorzieningenrechter in die zin dat de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding is te verwachten van het echtscheidingsconvenant met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. Vanuit die verwachting is de voorzieningenrechter tot zijn oordeel gekomen dat de man moet meewerken aan de verkoop van de woning. Het hof acht het oordeel van de voorzieningenrechter begrijpelijk en deugdelijk gemotiveerd.
7. Het belang van de man bij schorsing is daarin gelegen dat hij als invalide in de aangepaste woning kan blijven wonen.
8. In de inleidende dagvaarding in eerste aanleg heeft de vrouw in punt 1 van de dagvaarding haar belang aangegeven. Er is een forse betalingsachterstand ontstaan waardoor een executoriale verkoop dreigt. Zij is tevens hoofdelijk aansprakelijk voor een borgstelling die op de overwaarde van de woning is gevestigd.
9. Naar het oordeel van het hof wegen de belangen van de vrouw zwaarder bij de uitvoering van het vonnis dan de belangen van de man bij de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis. Het financiële nadeel dat de vrouw kan leiden bij een executoriale verkoop van de woning is aanzienlijk. De man heeft zijn belang dat hij over de woning moet kunnen blijven beschikken onvoldoende onderbouwd. De man heeft niet gesteld dat hij in een noodtoestand komt te verkeren als hij de woning moet verlaten.
10. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen wordt het verzoek tot schorsing afgewezen.
Proceskosten
11. Het hof houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan.

Beslissing in het incident

Het hof:
wijst af de vordering van de man om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van 17 oktober 2014 van de voorzieningenrechter te Den Haag te schorsen;
verwijst de zaak naar de rol van 3 maart 2015 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.E. Sutorius-van Hees en C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.