In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De voorzieningenrechter had op 3 juni 2014 een straat- en contactverbod opgelegd aan de man in verband met de spanningen tussen hem en de vrouw, die de moeder van hun kind is. De man is van mening dat er geen rechtens relevante gronden zijn voor het opleggen van deze verboden en heeft in hoger beroep vijf grieven geformuleerd. De vrouw heeft de grieven bestreden en het hof heeft beide partijen gevraagd hun procesdossiers over te leggen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van het vonnis van de rechtbank en de ingediende stukken. Het hof is van oordeel dat er gronden aanwezig zijn die het straat- en contactverbod rechtvaardigen, gezien de aangiften van bedreiging en mishandeling die de vrouw tegen de man heeft gedaan. De spanningen tussen de man en de vrouw zijn dermate groot dat dit een negatief effect heeft op het welzijn van hun kind. Het hof heeft geoordeeld dat het tijdelijk opschorten van het contact tussen de man en zijn kind gerechtvaardigd is.
In de beslissing heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd, de proceskosten gecompenseerd en de overige vorderingen van de man afgewezen. Het arrest is uitgesproken op 13 januari 2015 door de drie rechters in aanwezigheid van de griffier.