ECLI:NL:GHDHA:2015:4040

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.168.122/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Second Opinion-procedure inzake een vordering tot buitenwerkingstelling van een dwangbevel

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van Gonmar Vastgoed B.V. tegen de Gemeente Oegstgeest. Gonmar heeft in eerste aanleg gevorderd dat een dwangbevel van 7 oktober 2013 buiten werking wordt gesteld en dat de Gemeente wordt verboden invorderingsmaatregelen te treffen. De rechtbank Den Haag heeft in haar vonnis van 14 januari 2015 niet in de door Gonmar gevorderde zin beslist, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Tijdens de comparitie op 25 augustus 2015 hebben beide partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Dit verzoek is toegestaan, en partijen hebben de benodigde SO-formulieren ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met de procedure. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken uit de eerste aanleg, waarbij het hof de overwegingen van de rechtbank grotendeels heeft overgenomen, met enkele aanvullingen.

Het hof concludeert dat, zelfs als de factuur van 17 september 2008 niet als een (heffings-)besluit herkenbaar was, Gonmar alsnog bezwaar had kunnen maken na de duiding van de factuur door de Gemeente, wat zij niet heeft gedaan. Hierdoor is er formele rechtskracht ontstaan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Gonmar in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 3.095,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.937,- voor verschotten en € 1.158,- voor salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer: 200.168.122/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/09469020 HA ZA 14-763
In de zaak van

GONMAR VASTGOED B.V.,

gevestigd te Zoetermeer, appellante,
hierna te noemen: Gonmar, advocaat: mr. M.R: Plug te Delft,
tegen

DE GEMEENTE OEGSTGEEST,

zetelend te Oegstgeest, geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. C.A. Geleijnse te Den Haag.

Het verdere verloop van het geding

Voor het verloop van het geding wordt verwezen naar het tussenarrest van 26 mei 2015 waarin een comparitie na aanbrengen is bevolen. Ter comparitie, die heeft plaatsvonden op 25 augustus 2015, is namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de advocaten ieder een SO-fonnulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Zoals in het SO-formulier van Gonmar staat vermeld, luidt haar grief dat de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in het vonnis van 14 januari 2015 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen zij in eerste aanleg had gevorderd (te weten, kort gezegd, dat het dwangbevel van 7 oktober 2013 buiten werking wordt gesteld, althans de Gemeente wordt verboden invorderingsmaatregelen te treffen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten).
2. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak beoordeeld in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop het laatste vonnis van de eerste rechter werd gevraagd (artikel 2.7 SOR en de 'Verklaring' in de SO-formulieren). De zaak in hoger beroep wordt dus beoordeeld aan de hand van uitsluitend de stukken in de eerste aanleg en de daarin betrokken stellingen. Van die stukken heeft het hof kennis genomen. Anders dan in het vonnis van de rechtbank (kennelijk abusievelijk) staat vermeld, behoort daartoe niet het proces-verbaal van de comparitie in de eerste aanleg. Dit proces-verbaal bevindt zich niet bij het door Gonmar overgelegde procesdossier. Bij navraag door de griffie van het hof heeft de advocaat van Gonmar bevestigd dat dat proces-verbaal er niet is.
3. Behalve wat de vermelding van het proces-verbaal van de comparitie betreft, neemt het hof de overwegingen van de rechtbank over en maakt het deze tot de zijne, waarbij aan rov. 4.8 t/m 4.11 van het vonnis nog het volgende wordt toegevoegd. Indien het al zo zou zijn dat de factuur van 17 september 2008 niet (voldoende) herkenbaar was als (heffings-)besluit en Gonmar er derhalve destijds niet op bedacht had hoeven zijn dat sprake was van een besluit waartegen binnen zes weken bezwaar kon worden gemaakt, dan had zij in ieder geval na de duiding van die factuur door de Gemeente in dit geding daartegen alsnog bezwaar kunnen maken, hetgeen zij niet heeft gedaan, zodat ook hierom (inmiddels) van formele rechtskracht sprake is. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
4. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal Gonmar worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door de Gemeente betaalde griffiegeld van € 1.937,- en, nu een comparitie na aanbrengen heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief (€ 1.158,-).
5. Dit arrest is niet meegewezen door de raadsheer bij de comparitie na aanbrengen. Zij is niet meer werkzaam in de afdeling Civiel recht van dit hof en haar betrokkenheid bij dit arrest is ook niet vereist aangezien hetgeen op die comparitie is voorgevallen geen rol kan spelen bij de beoordeling in het kader van de SO-procedure. Daarin moet immers recht worden gedaan naar de stand waarin de zaak zich bevond op het tijdstip waarop destijds vonnis werd gevraagd. Er bestaat hierom ook geen belang bij een nadere mondelinge behandeling.

Beslissing

Het gerechtshof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 januari 2015;
  • veroordeelt Gonmar in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 3.095,-, waarvan € 1.937,- voor verschottenen € 1.158,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, M.Y. Bonneur en G. Dulek- Schermers; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.