ECLI:NL:GHDHA:2015:4020

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
22-002637-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en openlijke geweldpleging door meerdere personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en openlijke geweldpleging. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van zes blikjes bier uit een winkel in Rotterdam op 25 april 2015, en van het openlijk geweld plegen door een winkelruit te vernielen op 2 maart 2015. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 28 uren, met de mogelijkheid van 14 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan het openlijk geweld. De uitspraak benadrukt de ernst van winkeldiefstal en de gevolgen daarvan voor de betrokken winkelbedrijven, evenals het gebrek aan respect voor andermans eigendommen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002637-15
Parketnummers: 10-080957-15 en 10-041703-15
Datum uitspraak: 19 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij voornoemde parketnummers en achtereenvolgens door het hof doorlopend genummerd ten laste gelegd dat:
1. parketnummer 10-080957-15):
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikjes bier (merk het kanon) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf], vestiging [locatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. ( parketnummer 10-041703-15):
hij, op of omstreeks 2 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [locatie], heeft weggenomen blikjes (merk: Red Bull) en/of een flesje drinken (merk: Mogu Mogu), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 2 maart 2015 te Rotterdam, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg de [locatie], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een (winkel)ruit, welk geweld bestond uit het inslaan en/of het ingooien van voornoemde (winkel)ruit, waarbij hij, verdachte, opzettelijk ruiten heeft vernield.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het 1 en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof kan niet buiten redelijke twijfel de feitelijke betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 primair ten laste gelegde worden vastgesteld.
De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij opof omstreeks25 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikjes bier (merk het kanon)in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [winkelbedrijf], vestiging [locatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. subsidiair:
hij,opof omstreeks2 maart 2015 te Rotterdam, meteen ander ofanderen, opof aande openbare weg de [locatie],in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,openlijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een(winkel)ruit, welk geweld bestond uit het inslaan en/ofhetingooien van voornoemde(winkel)ruit,waarbij hij, verdachte, opzettelijk ruiten heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde nu de verdachte en diens mededader niet het oogmerk hadden om zich wederrechtelijk de blikjes bier toe te eigenen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van politie en het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte met diens mededader [naam] de winkel van [winkelbedrijf] ingegaan zonder boodschappenkarretje of boodschappenmandje en zijn zij naar de bierafdeling gelopen, waar de verdachte zes blikjes bier in de rugtas van heeft gedaan. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte] langs de kassa gelopen zonder de blikjes bier af te rekenen, waarna zij in de winkel door een medewerker van de [winkelbedrijf] zijn aangehouden. Volgens de verklaring van de verdachte wilden zij de blikjes bier alsnog afrekenen bij de servicebalie, die is gelegen voorbij de kassa’s.
Naar het oordeel van het hof dient, gelet op het voorgaande, het er voor gehouden te worden dat de verdachte en [medeverdachte] de [winkelbedrijf] zijn ingegaan om blikjes bier weg te nemen. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat zij de goederen alsnog wilden afrekenen bij de servicebalie onaannemelijk, nu de blikjes bier zich in de rugtas van [medeverdachte] bevonden, derhalve uit het zicht en de beschikkingsmacht van aangever, en hij samen met [medeverdachte] de kassa is gepasseerd en voorts evenmin tegen de kassière hebben gezegd dat zij de blikjes bier alsnog bij de servicebalie zouden betalen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal veroorzaakt schade aan het betrokken winkelbedrijf met alle daarmee samenhangende overlast.
Voorts heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door een winkelruit kapot te maken. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans bezittingen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder tot een geldboete voor een winkeldiefstal en, zij het langer geleden toen de verdachte nog minderjarig was, tot een voorwaardelijke jeugddetentie ter zake van een poging tot straatroof. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is, mede gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de (destijds 19-jarige) verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep gebleken, van oordeel dat de feiten met een onvoorwaardelijke taakstraf kunnen worden afgedaan en dat de straf, van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. A.J.M. Kaptein en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 november 2015.
Mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.