ECLI:NL:GHDHA:2015:4015

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
22-004409-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving met vuurwapen en cocaïnebezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van een gewelddadige beroving op 9 februari 2013 te Rotterdam, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd met een vuurwapen en een geldbedrag van 550 euro heeft buitgemaakt. Daarnaast is de verdachte ook aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft de opgelegde gevangenisstraf herzien naar 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft ook vastgesteld dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, maar heeft besloten om hier niet verder op in te gaan. De verdachte heeft aangegeven zijn leven een positieve wending te willen geven, wat het hof ten voordele van hem heeft gewogen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004409-13
Parketnummer: 10-651029-13
Datum uitspraak: 24 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 februari 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (550 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - grijpen/pakken van voornoemd geld uit de handen van die [slachtoffer] en/of - (met kracht) uit de auto duwen van die [slachtoffer] en/of - het tonen/voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) richten van dit vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer];
Subsidiair, voorzover het vorenstraande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 februari 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk geld (550 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten (vooruitlopend op een ) (als) betaling voor de levering van een mobiele telefoon (Iphone) en/of wiet, in ieder geval enig goed wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 09 februari 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een vuurwapen heeft getoond/voorgehouden aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) een vuurwapen op/in de richting van die [slachtoffer] heeft gericht;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden, en met de hierna te melden aanvulling behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Aanvulling met artikel 63 van het wetboek van strafrecht
Aangezien de verdachte na de datum waarop de door de eerste rechter bewezenverklaarde feiten gepleegd zijn opnieuw tot straf is veroordeeld, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wetsartikelen bovendien aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving, waarbij het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen en een geldbedrag is buitgemaakt. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het spreekt voor zich dat feiten als de onderhavige voor het slachtoffer gevoelens van angst met zich mee hebben gebracht. De verdachte heeft zich bij zijn handelen slechts laten leiden door geldelijk gewin en zich geenszins bekommerd om het welzijn van het slachtoffer.
Het hof rekent de verdachte aan en weegt bij het bepalen van de hoogte van de straf mee, dat de verdachte degene is geweest die het vuurwapen op het slachtoffer heeft gericht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een bewezenverklaarde hoeveelheid cocaïne. Het aanwezig hebben van verdovende middelen bevordert de handel en de verspreiding ervan, hetgeen onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid tot gevolg heeft.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Ten voordele van de verdachte weegt het hof bij de strafbepaling mede dat de verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven serieus te trachten zijn leven een wending ten goede te geven. Hij heeft hieromtrent onder meer verklaard dat hij deel uitmaakt van een succesvolle rapformatie, waarmee hij veelvuldig optreedt en dat hij tevens workshops aan kinderen in de buurt geeft.
Met de raadsman stelt het hof tenslotte vast dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu sedert het instellen van het appel op 10 oktober 2013 en de datum van wijzen van dit arrest meer dan twee jaren zijn verstreken. Nu deze overschrijding deels verklaarbaar is uit onvermijdelijk tijdsverloop, daar de inhoudelijke behandeling van de zaak eerst kon worden gepland na binnenkomst van de resultaten van de zijdens de verdediging gedane verzoeken en het een relatief beperkte overschrijding van 2,5 maand betreft, zal het hof volstaan met de enkele constatering daarvan.
Het hof is –alles overwegende, met name gelet op de ernst van de feiten- van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de in eerst aanleg opgelegde straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd
van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met de aanvulling als voormeld, voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. P. van Essen en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 december 2015.