ECLI:NL:GHDHA:2015:4008

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
22/004015-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake diefstal van meerdere goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van verschillende goederen, waaronder een harde schijf, laptop, spaarpot, playstation 3 en meerdere dvd's, die toebehoorden aan de aangever. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de benadeelde partij materiële schade had geleden tot een bedrag van € 70,-, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd eveneens gegrond verklaard, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de verdachte en de advocaat-generaal hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004015-14
Parketnummers: 09-819240-14 en 09-820430-13 (TUL)
Datum uitspraak: 12 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 september 2014 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Marokko) op [dag] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken, is de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen en is de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 september 2014 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een harde schijf en/of een laptop en/of spaarpot met inhoud en/of een playstation 3 en/of meerdere dvd's en/of een of meerdere muziekinstrumenten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 september 2014 te Leiden, althans in Nederland, een of meerdere goederen, waaronder een playstation 3 en/of een harde schijf en/of een laptop en/of meerdere dvd's en/of een of meerdere muziekinstrumenten, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, althans rederlijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 08 september 2014 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een harde schijf en
/ofeen laptop en
/ofeenspaarpot met inhoud en
/ofeen playstation 3 en
/ofmeerdere dvd's en
/of een ofmeerdere muziekinstrumenten,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere goederen uit de kamer van aangever. Door aldus te handelen heeft de verdachte overlast en financiële schade voor de benadeelde veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en in een proeftijd liep, verbonden aan een bij één van die veroordelingen opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf. Een en ander heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is – meer in het bijzonder gelet op de recidivestaat van de verdachte - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 1.399,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot € 500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 70,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond nog meer materiële schade als gevolg van het bewezen verklaarde te hebben geleden. De vordering zal derhalve voor het overige worden afgewezen.
Aangezien de vordering van de benadeelde partij slechts voor een beperkt gedeelte zal worden toegewezen, zal het hof bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten, door hen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering gemaak
t, dienen te dragen.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 70,-, vermeerderd met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2013 onder parketnummer 09-820430-13 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder – voor zover in dezen van belang - de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie is derhalve gegrond en het hof acht ook termen aanwezig om de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer]tot een bedrag van
€ 70,00 (zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,en veroordeelt de verdachte om dit bedrag met rente tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten, door hen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering tot schadevergoeding gemaakt, dienen te dragen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 70,00 (zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2013, parketnummer 09-820430-13, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken, met aftrek van voorarrest.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2015.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.