5.5.In de onderhavige zaak beschikt het hof niet over afdoende aanwijzingen die de conclusie wettigen dat [appellant], die – naar Thuiskopie heeft gesteld en [appellant] heeft erkend – de Nederlandse nationaliteit heeft, daadwerkelijk buiten het grondgebied van de Europese Unie woonde ten tijde van de inleidende dagvaarding. Hetgeen Thuiskopie in dat verband naar voren heeft gebracht (een gerucht over Azië en een (zeker in het licht van [appellant]’s betwisting) onvoldoende onderbouwde stelling van-horen-zeggen daarover), is daartoe onvoldoende. Ook overigens zijn er in het procesdossier geen aanwijzingen die de conclusie wettigen dat [appellant] daadwerkelijk buiten het grondgebied van de Europese Unie woonde. Dat betekent dat ook voor zover [appellant]’s woonplaats als onbekend moet worden aangemerkt, de bevoegdheidsregels van de EEX-Verordening in formeel opzicht van toepassing zijn.
6. Uit het bovenstaande volgt dat de bevoegdheidsregels van de EEX-Verordening in deze zaak van toepassing zijn. De bevoegdheidsregels in art. 9, 10 en 767 Rv, die Thuiskopie ook heeft ingeroepen, komen dus niet in beeld.
Toepassing EEX-Verordening
7. De vorderingen van Thuiskopie zijn er op gericht om [appellant] als (enig) bestuurder van Q-supply aansprakelijk te stellen op de grond dat hij, kort gezegd, bewust heeft toegelaten en bewerkstelligd dat informatiedragers aan kopers in Nederland werden verkocht zonder daarvan opgave te doen en de verschuldigde thuiskopievergoeding af te dragen, dat hij heeft geweigerd, zelfs nadat Q-supply daartoe in rechte was veroordeeld, om opgave te doen en thuiskopievergoeding af te dragen, en dat hij voor Q-supply betalingsverplichtingen is aangegaan jegens Thuiskopie wetende dat Q-supply niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden, terwijl hij ook nog feitelijk leiding heeft gegeven aan het in art. 35c Auteurswet vermelde strafbaar feit. Dergelijke vorderingen vallen onder het bereik van art. 5 sub 3 EEX-Verordening, vgl. HvJ EG 27 september 1988, nr. C-189/87, ECLI:EU:C:1988:459 (Kalfelis) en HvJ EU 18 juli 2013, nr. C-147/12, ECLI:EU:C:2013:490 (ÖFAB/Koot).
8. Vervolgens rijst in het kader van art. 5 sub 3 de vraag waar de plaats is waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. In het eerdergenoemde ÖFAB/Koot-arrest overwoog het Hof van Justitie, ten aanzien van de in die zaak aan de orde zijnde bestuurdersaansprakelijkheid, dat art. 5 sub 3 aldus moet worden uitgelegd dat voor vorderingen die ertoe strekken een bestuurslid van een vennootschap aansprakelijk te stellen voor schulden van die vennootschap, die plaats zich bevindt in de plaats waarmee de door die vennootschap verrichte werkzaamheden en de financiële situatie met betrekking tot die werkzaamheden verband houden. In de onderhavige zaak brengt dat criterium (dus: de plaats waarmee de door de vennootschap verrichte werkzaamheden verband houden en de financiële situatie met betrekking tot die werkzaamheden) naar het oordeel van dit hof mee dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, in Nederland is gelegen, nu het gaat om het in Nederland importeren van informatiedragers zonder in Nederland opgave te doen en thuiskopievergoeding te betalen. Overigens was (de handel via) de geheel op Nederland gerichte website
www.bigdennis.com– naar Thuiskopie onbetwist heeft gesteld – ook de enige werkzaamheid die Q-supply ontplooide.
De Nederlandse rechter is dus internationaal bevoegd om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Grieven A en B falen dus.
9. Opmerking verdient dat art. 5 sub 3 niet alleen de internationale bevoegdheid van de rechter bepaalt, maar ook diens relatieve bevoegdheid. De vraag welke rechter binnen Nederland relatief bevoegd is, is in hoger beroep evenwel niet aan orde. De rechtbank heeft [appellant]’s verweer dat zij niet relatief bevoegd is, verworpen en heeft zich relatief bevoegd geacht op grond van art. 16g Auteurswet. Tegen dat oordeel is geen hogere voorziening toegelaten (art. 110 lid 3 Rv) en heeft [appellant] ook geen grief gericht.
10. Uit het vorenstaande volgt dat de grieven falen, zodat het bestreden vonnis voor zover in het bevoegdheidsincident gewezen, dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door Thuiskopie gevorderd.