ECLI:NL:GHDHA:2015:3910

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
200.150.726/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in arbeidsgeschil met buitenlandse werkgever

In deze zaak vorderde de appellante, weduwe van een zeevarende, betaling van achterstallig loon van haar overleden echtgenoot, die in dienst was bij de Zwitserse vennootschap Atlanship S.A. De appellante stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat de Rotterdamse vestiging van Atlanship als hoofdvestiging moest worden beschouwd. De zaak begon met een procedure in Kroatië, die negatief eindigde voor de appellante. De kantonrechter in Rotterdam verklaarde zich onbevoegd, wat de appellante in hoger beroep aanvocht. De appellante voerde aan dat de hoofdvestiging van Atlanship in Rotterdam was, terwijl Atlanship betwistte dat de Rotterdamse vestiging meer was dan een nevenvestiging. Het hof oordeelde dat de hoofdvestiging van Atlanship in Zwitserland was gevestigd, en dat de Rotterdamse vestiging slechts een vertegenwoordiging was. De grieven van de appellante werden verworpen, en het hof bekrachtigde de onbevoegdverklaring van de kantonrechter. De appellante werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Uitspraakdatum : 25 augustus 2015
Zaaknummer : 200.150.726
Zaak-/rolnummer rechtbank : 2021499 \ CV EXPL 13-15769
in de zaak van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. J.P. Heering (Den Haag),
tegen
ATLANSHIP S.A.,
gevestigd te La Tour-de-Peilz, Zwitserland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Atlanship,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen (Rotterdam).

Het geding

[appellante] is bij exploot van 13 mei 2014 in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van 14 februari 2014 van de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam. Bij memorie van grieven (met producties) heeft zij vier grieven tegen het vonnis aangevoerd. Die zijn door Atlanship bij memorie van antwoord bestreden. Vervolgens hebben partijen hun standpunten doen bepleiten, [appellante] door mr. T. Bezmalinovic, advocaat te Rotterdam en Atlanship door mr. Van Leeuwen voornoemd. Beide advocaten hebben pleitnota’s gebezigd. Bij gelegenheid van dit pleidooi zijn van weerszijden producties in het geding gebracht. Na afloop is een arrestdatum bepaald.

De beoordeling van het hoger beroep

inleiding

1.1
Stellende (i) dat haar overleden man, [echtgenoot], een arbeidsovereenkomst had met Atlanship en (ii) dat Atlanship uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst nog bedragen verschuldigd is, vordert [appellante] een veroordeling van Atlanship tot betaling van die bedragen, bij elkaar USD 149.240,06, te vermeerderen met rente en kosten. Eerder begon zij hierover een procedure in Kroätie; die kende voor haar een negatieve afloop. Hier te lande is de eerste aanleg geëindigd met een onbevoegdverklaring. Ten onrechte, meent [appellante] , die als gronden voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter noemt: (1) de Rotterdamse vestiging van Atlanship is de hoofdvestiging van deze vennootschap in de zin van art. 60 lid 1 EVEX II en (2) de Rotterdamse vestiging van Atlanship heeft [echtgenoot] aangenomen in de zin van art. 19 lid 2 b EVEX II.
1.2
De hiervoor als eerste genoemde bevoegdheidsgrond is overigens niet steeds in beeld geweest. Integendeel, de inleidende dagvaarding is namens [appellante] uitgebracht aan ‘Atlanship [..] gevestigd te [..] Zwitserland, mede kantoorhoudende te [..] Rotterdam’ en noemt onder het kopje ‘bevoegdheid’ alleen de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst met [echtgenoot] via het in Rotterdam gevestigde kantoor van Atlanship.
enkele feiten
2.1
Atlanship is een Zwitserse rechtspersoon, een Société Anonyme, gevestigd te La Tour-de-Peilz, Zwitserland, en geregistreerd in het handelsregister van Vaud te Moudon, Zwitserland. Als ‘date of registration’ noemt dat handelsregister 6 december 1982 en als doelomschrijving: ‘commerce, gestion et services, notamment dans le domaine maritime’. In het Nederlandse handelsregister van de Kamer van Koophandel Rotterdam staat Atlanship eveneens ingeschreven. Het uittreksel betreffende die inschrijving noemt bovenaan, onder het kopje ‘Rechtspersoon’, o.a. rechtsvorm, naam, statutaire zetel, bezoekadres en handelsregistergegevens van Atlanship in Zwitserland, en wat meer naar onderen, onder het kopje ‘Vestiging’, o.a.: haar handelsnaam (Atlanship S.A.) en haar bezoekadres in Nederland: Speedwellstraat 11c te Rotterdam, alwaar Atlanship kantoorruimte huurt. Als activiteiten zijn vermeld: ‘SBI-code: 50201 – Zee- en kustvaart (vracht- en tankvaart; geen sleepvaart) Verzorgen maritieme dienstverlening (rederij)’ en als start-/ vestigingsdatum is genoteerd: 25 mei 2007. Beide handelsregisters noemen als bestuurder van Atlanship de in Zwitserland woonachtige V. Pavesic. Op haar website vermeldt Atlanship onder meer: ‘Atlanship was founded in Lausanne (Switzerland) in 1982. The Head Office is located in La Tour-de-Peilz, Switzerland with a Representative Office located in Rotterdam, Netherlands.’ Die website is overigens eerst sedert 2009 te bezoeken.
2.2
Atlanship is beheerder/manager van verscheidene zeeschepen, aan boord waarvan [echtgenoot] werkzaamheden heeft verricht. Deze schepen (juice carriers) varen onder meer op lijndiensten tussen Rotterdam en diverse havens in Noord en Zuid Amerika van waar zij sinaasappelsap en andere soorten sap vervoeren.
2.3
De (eerste) indiensttreding van [echtgenoot] was in 2003. Na een handgeschreven brief van 29 januari 2003 van [echtgenoot] aan Atlanship op haar Zwitserse adres, waarin hij zijn diensten aanbiedt, heeft Atlanship hem in februari 2003 vanaf haar Zwitserse adres een vragenformulier toegestuurd, dat hij ingevuld en ondertekend naar dat adres heeft geretourneerd. De tekst boven zijn handtekening luidt o.a.: ‘I apply to Atlanship S.A. for a specific duty [..]’.
2.4
[echtgenoot] heeft zijn werkzaamheden verricht op basis van contracten voor bepaalde tijd (5 maanden) die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan 3 maanden. Zijn laatste arbeidsovereenkomst dateert van 13 december 2007. Die overeenkomst (‘agreement of employment’) vermeldt bovenaan als wederpartij van [echtgenoot]: ‘The Owners called hereinafter the Company’ en daarachter: Casa Overseas Ltd. gevestigd te Monrovia Liberia. Het gaat om werkzaamheden als fitter aan boord van het onder Liberiaanse vlag varende m.s. ‘Bebedouro’. Als vertrekhaven en plaats van ondertekening is Rotterdam vermeld. De andere, eerdere arbeidscontracten noemen ook andere plaatsen van ondertekening (Bristol, Florø, Newark, Amsterdam, Singapore). Bij de ondertekening door ‘the Company’ van het contract van 13 december 2007 is vermeld: ‘For and on behalf of the Company CASA OVERSEAS LTD. The Master authorised by Atlanship S.A. acting as Agents only’. Door deze tekst is een stempel geplaatst met de tekst ‘M.V. Bebedouro’, met daar doorheen een (onleesbare) handtekening. In de overeenkomst wordt verwezen naar ‘the conditions of employment’, met daarin, onder het kopje ‘Art. 30 Jurisdiction’ een arbitrageclausule (arbitrage in Londen).
2.5
Voorafgaand aan de ‘agreement of employment’ van 13 december 2007 heeft Atlanship een (door haar ‘for and on behalf of Casa Overseas Ltd’ getekende) brief d.d. 23 november 2007 aan [echtgenoot] doen toekomen met als onderwerp: ‘your re-embarkation’. De brief, die is gesteld op briefpapier met (alleen) de Zwitserse adresgegevens van Atlanship, bevat enkele praktische gegevens met het oog op de voorgenomen dienst van [echtgenoot] aan boord van de ‘Bebedouro’. [echtgenoot] heeft de brief voor akkoord getekend.
2.6
Op 7 maart 2008 is [echtgenoot] te Rotterdam weer van boord (van de ‘Bebedouro’) gegaan. Voor zijn vertrek heeft hij een ‘notice of intended next re-employment’ getekend, waarmee hij kenbaar maakte in te stemmen met een ‘re-embarking’ begin mei 2008. De notice is gesteld op briefpapier met daarop (alleen) de Zwitserse adresgegevens van Atlanship. Van een ‘re-embarking’ is het niet meer gekomen omdat na 7 maart 2008 bij [echtgenoot] een diagnose van een ernstige ziekte is gesteld, waaraan hij op 23 juli 2008 is overleden.
2.7
De loonbetalingen aan [echtgenoot] vonden steeds plaats vanaf de Zwitserse bankrekening van Atlanship. En de correspondentie die [echtgenoot] van Atlanship ontving kwam vanaf haar Zwitserse adres.
2.8
Voor meer vaststaande feiten wordt verwezen naar de overwegingen 2.1 (exclusief de eerste zin) tot en met 2.7 van het vonnis van de kantonrechter. Volgens [appellante] is die feitenweergave niet volledig. Daar wordt rekening mee gehouden bij de beoordeling van haar grieven.
de grieven
3.1
De grieven 1 en 2 strekken ten betoge dat de hoofdvestiging van Atlanship zich in Rotterdam bevindt. Niet in geschil is dat in dat geval - het arbitraal beding weggedacht - de Nederlandse rechter bevoegd is tot kennisneming van de vordering van [appellante] - zie. art. 19, lid 1, juncto art. 60, lid 1, EEX Vo (art. 21, lid 1, juncto art. 63, lid 1 EEX Vo II; vgl. ook art. 19, lid 1, juncto art. 60, lid 1, EVEX II).
3.2
De hoofdvestiging van een rechtspersoon (‘the principal place of business’) bevindt zich op de plaats van het centrum van haar
bedrijfsactiviteiten.Die plaats wordt vastgesteld aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden. Het gaat hierbij om een feitelijk criterium, aldus ook, in zoverre correct, [appellante] .
3.3
[appellante] stelt verder dat uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt dat de hoofdvestiging van Atlanship zich in Rotterdam bevindt. Daarin heeft zij geen gelijk, althans heeft zij daarvoor onvoldoende aangevoerd. Want het door haar getoonde uittreksel uit dat register (KvK-nummer 24417682, pagina 1 van 1) - dat de rechtsvorm, de statutaire zetel en het bezoekadres van Atlanship in Zwitserland noemt en daaronder de gegevens van de Rotterdamse vestiging, zie hiervoor onder 2.1 - maakt
geenonderscheid tussen een hoofd- en een nevenvestiging, in die zin dat de hoofdvestiging van Atlanship in Rotterdam is en haar nevenvestiging in Zwitserland; de volgorde waarin beide worden opgesomd suggereert eerder het omgekeerde. En anders dan [appellante] meent, kan dit ook niet worden afgeleid uit de door haar geproduceerde print van het document waarmee het uittreksel is opgevraagd (‘Bedrijfsinformatie bestellen’). Die print vermeldt weliswaar ‘hoofdvestiging’ bij Atlanship - overigens zonder tevens een nevenvestiging te noemen - maar die vermelding is in het uittreksel zelf niet terug te vinden, terwijl er geen bevestiging is (van de zijde van de Kamer van Koophandel of anderszins) dat de betreffende vermelding is gebaseerd op een door Atlanship (in weerwil van haar ontkenning) zelf gewenste/aangebrachte/opgegeven boven-/onderschikking, die dan haaks zou staan op die welke zij op haar website vermeldt. Dat Atlanship ook een vestiging in Zwitserland heeft (volgens Atlanship haar hoofdvestiging en dat al ruim 30 jaar) is niet in geschil, is althans door [appellante] erkend.
Onjuist is ook de opvatting van [appellante] dat uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de bedrijfsactiviteiten van de Nederlandse vestiging meeromvattend zijn dan die van de vestiging in Zwitserland. De beperkte omschrijving (alleen zee- en kustvaart) heeft, anders dan Veljacici meent, geen betrekking op de Zwitserse vestiging, maar - evenals de ruimere omschrijving - op het in 2007 hier te lande gestarte onderdeel van de onderneming van Atlanship. Een omschrijving van de activiteiten van de sedert 1982 in Zwitserland ingeschreven rechtspersoon, zoals te vinden in het Zwitserse handelsregister, ontbreekt in het uittreksel uit het Nederlandse handelsregister. Toegevoegd wordt nog dat gesteld noch gebleken is dat [appellante] op het verkeerde been is gezet door dan wel anderszins nadeel heeft ondervonden van de vermeldingen in het Nederlandse handelsregister. Als gezegd heeft zij zich bij de aanvang van de procedure niet gebaseerd op de stelling dat de hoofdvestiging van Atlanship zich in Rotterdam bevindt; die stelling heeft zij eerst in hoger beroep, althans gaande de procedure betrokken, terwijl de informatie volgens de print ‘Bedrijfsinformatie bestellen’ eerst bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep als argument is opgevoerd.
3.4
Hetgeen [appellante] overigens aanvoert ten betoge dat de Rotterdamse vestiging van Atlanship als hoofdvestiging heeft te gelden is daartoe evenmin voldoende. Meer speciaal volgt daar
nietuit dat onjuist is dat, wat Atlanship stelt, (a) het centrum van haar bedrijfsactiviteiten zich in Zwitserland bevindt - te weten ter plaatse van haar hoofdkantoor aldaar - en dat van daaruit o.a. het financieel management en het juridisch beheer over de schepen werden/worden gevoerd, de strategische beslissingen genomen, commerciële contracten afgesloten, arbeidsovereenkomsten aangegaan, de verdere bemannings-administratie verzorgd, alsook de betalingen liepen, en (b) dat de Rotterdamse vestiging vooral belast was met de technische aangelegenheden op het operationele vlak. In dit verband wordt nog het volgende overwogen:
- [appellante] heeft Atlanship bij aanvang van de procedure aangemerkt als een te La Tour-de-Peilz, Zwitserland, gevestigde vennootschap, die mede kantoor houdt te Rotterdam.
- Dat strookt met de wijze waarop Atlanship zich presenteert: ‘The Head Office is located in La Tour-de-Peilz, Switzerland with a Representative Office located in Rotterdam, Netherlands’.
- In de eerder door [appellante] in Kroatië gevoerde procedure, waarin zij ook Atlanship heeft willen betrekken, is de Rotterdamse vestiging van Atlanship niet in beeld geweest.
- Ook in de conclusie van antwoord in het incident spreekt [appellante] over het kantoor van Atlanship te Rotterdam (door haar vervolgens ‘Atlanship Rotterdam’ genoemd).
- [appellante] heeft in hoger beroep weliswaar argumenten aangevoerd waarom het Rotterdamse kantoor als hoofdvestiging moet worden gezien, maar zij licht niet toe waarom zij dit zelf eerst anders zag en wat er verkeerd was aan die eerdere zienswijze.
- Haar argumenten ontleent zij - behalve aan de Kamer van Koophandel-gegevens, waarover hiervoor - voor een belangrijk deel aan LinkedIn-profielen van (oud) medewerkers van het Rotterdamse kantoor. Toch sluiten ook (meerdere van) die profielen - zo daar al enig gewicht aan zou kunnen worden toegekend - aan bij de wijze waarop Atlanship zich presenteert: onder andere de profielen van [A] en [B] duiden het Rotterdamse kantoor aan als een ‘representative office’, wat niet meteen het beeld oproept van een ‘principal place of business’, terwijl gesteld noch gebleken is dat [A] en [B] (die als voormalige functies hebben opgegeven: ‘fleet manager’ resp. ‘manager representative office Rotterdam’) zich hebben vergist, of het Rotterdamse kantoor bewust te laag hebben geprofileerd. Bovendien is niet meteen duidelijk dat, waar in de profielen over Atlanship wordt gesproken, daarmee uitsluitend de Rotterdamse vestiging en niet de vennootschap/onderneming als geheel is bedoeld.
- Ook bij de door [appellante] overgelegde correspondentie zitten stukken die met betrekking tot het Rotterdamse kantoor vermelden dat het om een ‘representative office’ gaat.
- Uit de als productie13 bij inl. dagvaarding overgelegde brief van 15 december 2009 van het National Transportation Safety Board (hierna: NTSB) - gericht aan Mr. Rene [A], Marine and Technical Superintendent, Atlanship S.A., Speedwellstraat 11C te Rotterdam en inhoudende o.a.: ‘Atlanship is responsible for selecting the crew, training them in ship operations, and ensuring that the crew complies with established procedures’ - volgt, anders dan [appellante] meent,
nietdat met Atlanship (slechts) wordt gedoeld op het Rotterdamse kantoor en niet (mede) op Atlanship als rechtspersoon gevestigd te Zwitserland. Evenmin volgt uit deze brief dat de Rotterdamse vestiging meer dan een ‘representative office’ is.
- Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het door het Rotterdamse kantoor verzonden bericht (over ‘On Board Alcohol Testing Forms and Results’) aan kapitein [kapitein], waarin wordt gesproken over ‘our Masters’; ook dat bericht toont niet aan dat het hier gaat om een aangelegenheid van alleen de Rotterdamse vestiging en/of dat Rotterdam het centrum van de bedrijfsactiviteiten was. Het bericht is bovendien ondertekend met: Atlanship S.A., Representative Office Rotterdam.
- Dat Atlanship als referent is geregistreerd in het openbaar register van erkende referenten van de IND is evenmin een voldoende aanwijzing dat de Rotterdamse vestiging geen bijkantoor, maar de hoofdvestiging is van het Zwitserse Atlanship. Dit geldt ook voor het door [appellante] ingeroepen feit dat over bepaalde aangelegenheden met of via het Rotterdamse kantoor is gecorrespondeerd.
- Wat de levering en installatie van de AMOS-software betreft heeft Atlanship er onweersproken op gewezen dat daar een in Zwitserland op het hoofdkantoor ondertekende overeenkomst aan ten grondslag ligt. Volgens Atlanship – die ook op dit punt niet is weersproken – gaat het om software die wordt gebruikt in het kader van het onderhoud en het bijhouden van inventaris/voorraadlijsten, zowel aan boord als door technici aan de wal en is deze software geïnstalleerd op twee schepen en in het Rotterdamse kantoor. Een en ander is niet in tegenspraak met hetgeen is overwogen in de eerste alinea van deze overweging (3.4). Voor het gelijk van [echtgenoot] is dit dan ook onvoldoende.
- Voorts staat vast dat [echtgenoot] met betrekking tot zijn werkzaamheden contact heeft gehad met de Zwitserse vestiging van Atlanship, terwijl niet blijkt dat er daarnaast ook contacten zijn geweest met (medewerkers van) de Rotterdamse vestiging. Atlanship heeft bovendien gewezen op: (a) het e-mailbericht van 5 december 2007 te 17:07 uur van Atlanship Zwitserland aan de kapitein van de ‘Bebedouro’, inhoudende: ‘Dear Captain, Pls find attached following agreements:’, waarna namen volgen waaronder die van fitter [echtgenoot]; (b) het daarop volgende e-mailbericht van 5 december 2007 te 17:28 uur van de kapitein van de ‘Bebedouro’ aan crew@atlanship, inhoudende: ‘Good evening ladies and gentlemen, Just received the Agreements of employment of [..]’ (waarna weer namen volgen waaronder die van [echtgenoot]); (c) de omstandigheid dat het Rotterdamse kantoor niet een eigen bankrekening heeft en dat de betalingen via een Zwitserse bankrekening liepen. Atlanship heeft ook een planningsschema voor 2007/2008 voor de ‘Bebedouro’ overgelegd. Dat schema is volgens haar door de in de Zwitserse vestiging werkzame crewing manager gemaakt. [echtgenoot] meent dat dat niet kan, maar waarom niet, is door haar niet behoorlijk toegelicht, reden waarom daar aan wordt voorbijgegaan.
De conclusie moet dan ook zijn dat de door [appellante] aangevoerde omstandigheden afzonderlijk noch tezamen toereikend zijn voor het oordeel dat (
niet, zoals Atlanship beweert en het presenteert, de hoofdvestiging van de vennootschap in Zwitserland is gelegen en de nevenvestiging in Rotterdam, doch juist
andersom) Rotterdam de hoofdvestigingsplaats is en het kantoor in Zwitserland als nevenvestiging heeft te gelden. De grieven falen derhalve.
3.5
Grief 3 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft nagelaten te overwegen dat de arbitrageprocedure in Londen geen enkele betekenis heeft voor de vordering van [appellante] tegen Atlanship en dat het arbitraal beding uit de Conditions of Employment niet geldt tussen haar als weduwe van [echtgenoot] en Atlanship.
Ook deze grief is ongegrond, reeds omdat de kantonrechter zijn onbevoegdverklaring niet heeft doen steunen op de arbitrale procedure en/of het arbitraal beding.
3.6
Met haar vierde grief beklaagt [appellante] zich erover dat de kantonrechter niet bewezen heeft geacht dat de laatste arbeidsovereenkomst met [echtgenoot] via de Rotterdamse vestiging van Atlanship tot stand is gekomen. Volgens haar heeft zij voldoende bewezen dat de Rotterdamse vestiging verantwoordelijk is voor het in dienst nemen van [echtgenoot]. Daarin heeft zij ongelijk, reden waarom ook deze grief faalt. Ter toelichting wordt erop gewezen dat voor het antwoord op de vraag welke vestiging een werknemer in dienst heeft genomen (als bedoeld in art. 19, aanhef en onder 2.b EEX-Vo en EVEX II) alleen rekening behoort te worden gehouden met elementen betreffende de procedure van het sluiten van de overeenkomst, zoals de vestiging die de advertentie plaatst, het indienstnemingsgesprek voert, etc. Aan de hand van die maatstaf, maar ook overigens, kan, gezien de gang van zaken zoals die blijkt uit de overwegingen 2.3, 2.5, 2.6 en 3.4, laatste streepje, niet anders worden geoordeeld dan dat de indienstneming door en via de Zwitserse hoofdvestiging is geschied, zoals ook de loonbetalingen en de correspondentie via die hoofdvestiging liepen. Feiten of omstandigheden waaruit de feitelijke betrokkenheid van de Rotterdamse vestiging bij de indienstneming van [echtgenoot] volgt zijn gesteld noch gebleken. Anders dan [appellante] stelt is ook geen sprake van een erkenning door Atlanship van die betrokkenheid. Hiervoor is al overwogen dat uit de brief van NTSB, waar [appellante] zich in dit verband op beroept, niet volgt dat met Atlanship daarin specifiek het Rotterdamse kantoor wordt bedoeld. Bovendien ziet deze brief, die van na het overlijden van [echtgenoot] is, niet op diens indienstneming.
3.7
Toegevoegd wordt nog - ten overvloede - dat [appellante] als grond voor de bevoegdheid niet aanvoert dat Rotterdam heeft te gelden als de laatste plaats waar [echtgenoot] gewoonlijk heeft gewerkt. Ook is zij niet opgekomen tegen het (ambtshalve) oordeel van de kantonrechter dat deze bevoegdheidsgrond zich hier niet voordoet. Dat oordeel is bovendien juist. Gelet op het geheel der omstandigheden die de werkzaamheden van [echtgenoot] kenmerkten kan niet worden geoordeeld dat hij het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens Atlanship vanuit Nederland/Rotterdam verrichtte. Bijvoorbeeld zijn er geen aanwijzingen dat hij (in weerwil van de gemotiveerde ontkenning hiervan door Atlanship) zijn instructies/aansturing vanuit de Rotterdamse vestiging kreeg en/of zich daar moest melden, daar (zijn) spullen moest ophalen/afgeven, etc. Daarentegen is genoegzaam gebleken dat de indienstneming door/via de hoofdvestiging in Zwitserland geschiedde, dat er van daaruit met hem werd gecorrespondeerd en dat hij van daaruit werd betaald. Ook is niet opgekomen tegen de overwegingen van de kantonrechter dat het tekenen van de arbeidsovereenkomst aan boord van het schip plaatsvond en dat de plaats van ondertekening (van de verschillende arbeidsovereenkomsten) werd bepaald door de plaats van ligging van het schip op dat moment.
3.8
[appellante] heeft nog wel bewijs aangeboden, maar nu haar stellingen, tegen de achtergrond van de gemotiveerde betwisting ervan, onvoldoende zijn onderbouwd, wordt aan bewijs niet toegekomen. Daarbij komt dat hetgeen [appellante] aanvoert ten betoge dat (a) het kantoor te Rotterdam de hoofdvestiging van Atlanship is en (b) [echtgenoot] door dit kantoor in dienst is genomen daartoe onvoldoende is. Haar bewijsaanbod is daarom ook niet ter zake doende.
de conclusie
4. De slotsom is dat, nu de grieven falen, en niet anderszins is gebleken van een grond voor internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter, het vonnis houdende een onbevoegdverklaring dient te worden bekrachtigd.
[appellante] is de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de kosten van het hoger beroep dragen.

De beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Atlanship bepaald op € 5.114,= aan verschotten en op € 7.896,= (3 x 2.632) aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J.M. van der Klooster, M.M. Olthof en K.F. Haak en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.