ECLI:NL:GHDHA:2015:3906

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
22-006583-10
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting van echtgenote met geweld en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor verkrachting en mishandeling van zijn echtgenote. De verdachte is beschuldigd van het seksueel binnendringen van zijn echtgenote met geweld op 23 september 2009 in hun woning te Wassenaar. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig heeft gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, waarbij hij zijn echtgenote heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 22 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de relatie tussen hem en het slachtoffer is nog steeds van kracht, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006583-10
Parketnummer: 09-925862-09
Datum uitspraak: 17 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank 's-Gravenhage van
6 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1961 te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
[adres]:(Groot-Brittannië).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 10 februari 2012, 25 juni 2013, 1 juli 2013, 2 juli 2015, 10 november 2015 en 3 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te Wassenaar door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] bewusteloos heeft gestompt en/of toen die [slachtoffer] buiten bewustzijn was haar polsen heeft vastgebonden en/of met zijn gewicht van ongeveer 150 kg op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of meermalen, althans éénmaal tegen de arm(en), althans het lijf van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te Wassenaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven en/of meermalen, althans éénmaal, met de vuist tegen de arm(en) en of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/of met het volle gewicht (ongeveer 150 kilogram) op de borstkas van die [slachtoffer] gaan liggen, terwijl hij, verdachte, de polsen van die [slachtoffer] had vastgebonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 september 2009 te Wassenaar opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer], een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en/of met de vuist één of meerdere malen tegen de arm(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of met zijn volle gewicht (ongeveer 150 kilogram) op het (boven)lijf van die [slachtoffer] is gaan liggen, terwijl de polsen van die [slachtoffer] door hem, verdachte, waren vastgebonden, waardoor deze letsel heeft bekomen (blauwe plekken op de armen en in het gezicht en/of een gebroken rib) en/of pijn heeft ondervonden.
Ontvankelijkheid van de verdachte
De advocaat-generaal heeft zich -onder verwijzing naar jurisprudentie van dit hof- bij requisitoir op het standpunt gesteld dat aan het ingestelde hoger beroep een gebrek kleeft, hetgeen in beginsel dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn appel. Tegelijkertijd meent de advocaat-generaal evenwel, dat het verzuim in dit geval voor gedekt kan worden gehouden en de verdachte dient te worden ontvangen in hoger beroep, nu zij vernietiging van het vonnis waarvan beroep en vrijspraak van de verdachte zal vorderen, en bovendien uit de proceshouding van de verdachte onmiskenbaar is gebleken dat hij zijn zaak aan een hernieuwde beoordeling door een appelinstantie wenst te onderwerpen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft - met de advocaat-generaal - geconstateerd dat niet op juiste wijze machtiging is verleend om namens de verdachte hoger beroep in te stellen (artikel 450, eerste lid onder a jo. derde lid, Wetboek van Strafvordering). De door de advocaat-generaal aangehaalde jurisprudentie van dit hof, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep, is van latere datum dan die waarop de behandeling van de onderhavige zaak is aangevangen. Teneinde de verdachte niet nadien in een voor hem nadeliger positie te plaatsen, gaat het hof reeds hierom voorbij aan die jurisprudentie. Het hof overweegt voorts dat gebleken is dat de verdachte belang heeft bij het ingestelde hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 416, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft van meet af aan ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het hem ten laste gelegde. Desalniettemin is hij in eerste aanleg, waarbij zijn zaak op tegenspraak is behandeld, schuldig bevonden en veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf. De verdachte heeft hoger beroep doen aantekenen, en ter terechtzitting van dit hof zijn belang bij een nieuwe beoordeling van zijn zaak bevestigd. De behandeling van de zaak in hoger beroep is vervolgens ook daadwerkelijk aangevangen, zonder dat het Openbaar Ministerie zich toen daartegen heeft verzet. Eerst bij gelegenheid van het requisitoir heeft zij de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde gesteld. De verdachte heeft – mede gezien de voortgang van de behandeling in hoger beroep die zich over meerdere zittingsdagen heeft uitgestrekt - er ook van uit mogen gaan dat hij ontvankelijk was in zijn beroep.
Al het vorenstaande in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat de verdachte ontvankelijk is in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Hiertoe heeft de raadsman gesteld – zakelijk
weergegeven - dat er sprake is van grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, waardoor aan diens recht op een eerlijk proces onherstelbaar is tekortgedaan, nu het kernrecht op een eerlijk proces zoals bedoeld in de artikelen 1 en 6 van het EVRM, is geschonden. Immers, niettegenstaande de verplichting van een lidstaat om een effectief en kwalitatief onderzoek in te stellen naar een gerezen verdenking, heeft in dit geval geen effectief politieonderzoek met vastlegging van de relevante resultaten in het dossier plaatsgevonden en is aanvankelijk kennelijk opzettelijk getracht om ontlastend bewijsmateriaal buiten het dossier te laten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat in iedere strafzaak bij het instellen van een opsporingsonderzoek het belang van waarheidsvinding in beginsel voorop staat. In geval van bijvoorbeeld zedenzaken of zaken waarin familie-belangen een rol spelen – in de onderhavige zaak betreft het zelfs een combinatie daarvan -, kan het belang van waarheidsvinding gediend zijn met een enigszins van de normale opsporingsmethoden en -middelen afwijkende werkwijze, bijvoorbeeld omdat het vertrouwen van een slachtoffer in de opsporing(sinstantie) van belang is om uiteindelijk tot waarheidsvinding te kunnen komen.
In het onderhavige geval is het opsporingsonderzoek gestart nadat de politie gevraagd was om naar het ziekenhuis te gaan, waar een slachtoffer van verkrachting was opgenomen. Uit hetgeen de politie aldaar heeft vernomen van ([slachtoffer]), zijnde het slachtoffer, en van anderen, is de verdenking gerezen jegens de echtgenoot van het slachtoffer. Hij zou het slachtoffer mogelijk in de echtelijke woning hebben mishandeld en verkracht.
In de onderhavige zaak zijn er toen – en evenmin kort daarna - geen andere aanknopingspunten gemeld of anderszins geweest, die de politie ertoe hebben gebracht een (nader) opsporingsonderzoek in een andere richting in te stellen.
Het slachtoffer heeft aan de politie verklaard dat zij weet wie de dader is, maar zij heeft de dader niet willen aanwijzen, noch heeft haar verklaring een verdenking tegen of in de richting van iemand anders opgeleverd. Degene die haar begeleidde naar het ziekenhuis heeft verklaard dat de mishandeling en verkrachting in de middag waren gebeurd in haar eigen woning.
Derhalve acht het hof het niet onaannemelijk, dat het voor het opsporingsonderzoek van essentieel belang is geweest om het vertrouwen van het slachtoffer te winnen en te behouden. Het hof is van oordeel dat het op die voet begrijpelijk is dat de politie o.a. de uitdrukkelijke wens van het slachtoffer heeft gerespecteerd om op dat moment geen forensisch onderzoek te laten plaatsvinden in de echtelijke woning, waar zij met haar gezin woonde.
Het hof is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat de opsporingsambtenaren, in het bijzonder [verbalisant 1] en [verbalisant 2], moedwillig het onderzoek hebben gefrustreerd en/of ontlastend materiaal buiten het dossier hebben gelaten. Het hof is daarentegen van oordeel dat de opsporingsambtenaren een belangenafweging hebben gemaakt en die redelijkerwijze hebben moeten en kunnen maken; ook overigens hebben zij gehandeld op een wijze die past bij de aard van deze bijzondere zaak.
Derhalve is het hof van oordeel dat er geen sprake is van doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte waardoor aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, noch dat een fundamentele inbreuk is gemaakt op diens rechten, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsman. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 september 2009 te Wassenaar door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die bestond
(en
)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond en
/ofde vagina
en/of de anusvan die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)hierin dat verdachte die [slachtoffer] bewusteloos heeft gestompt en
/oftoen die [slachtoffer] buiten bewustzijn was haar polsen heeft vastgebonden.
en/of met zijn gewicht van ongeveer 150 kg op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of meermalen, althans éénmaal tegen de arm(en), althans het lijf van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, vrijspraak bepleit. Het hof is evenwel van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het slachtoffer, [slachtoffer], op 23 september 2009 in de echtelijke woning in Wassenaar met toepassing van geweld is verkracht door de verdachte, haar echtgenoot.
Een alternatief scenario, zoals gesuggereerd door de verdediging, heeft zich naar het oordeel van het hof niet voorgedaan, althans dat is niet aannemelijk geworden.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals deze volgen uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
[slachtoffer] is op 23 september 2009 omstreeks 22:45 uur in het Bronovo ziekenhuis aangekomen. Zij zou zijn verkracht en mishandeld in haar eigen woning. Zij is dezelfde avond, omstreeks 23:55 uur, door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gehoord [1] .
Het hof stelt voorop dat de verklaring van het slachtoffer van 23 september 2009, in het ziekenhuis tegenover de politie afgelegd, voor het bewijs kan worden gebezigd. Weliswaar was haar iets ernstigs overkomen, maar zij was toch in staat om op haar manier deel te nemen aan het gesprek; zij keek de verbalisant [verbalisant 1] aan en knikte herhaaldelijk. Verbalisant [verbalisant 1] heeft erop gelet of zij het eens was met wat er werd gezegd en of ze ‘bij het gesprek' bleef [2] .
Tijdens het verhoor heeft [slachtoffer] verklaard dat zij geen probleem wil veroorzaken en daarom niets van de politie verwacht en ook niet de naam wenst te noemen van de persoon die haar dit heeft aangedaan en dat deze persoon een bekende van haar is [3] .
Ook op een later moment (1 oktober 2009) heeft zij verklaard dat zij weet wie de dader is, maar niet wil vertellen wie het is [4] .
Het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer op 8 juli 2010 bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij het gezicht van de persoon niet kon zien en dat de armen van de dader harig waren en dat de haartjes op diens armen heel blond waren [5] . Ook als getuige ter terechtzitting in hoger beroep op 10 november 2015, heeft zij verklaard dat zij niet weet wie de dader is en dat zij heeft gezien dat hij blonde haartjes op zijn armen heeft [6] . Zij heeft bij die gelegenheid voorts verklaard dat zij de dader niet kent.
Het hof acht deze beide verklaringen onaannemelijk, nu zij strijden met haar vlak na de gebeurtenis afgelegde verklaring, dat zij wist wie het gedaan had, en zij toen geen enkel detail strekkende tot enige verificatie van de dader heeft genoemd. Overigens: de verdachte is donkerharig. Bovendien vallen deze verklaringen niet te rijmen met haar eerdere verklaringen, ook die waarbij zij verklaart dat zij later met de dader heeft gesproken, en dat hij toen excuses heeft gemaakt [7] . Het heeft er dan ook de schijn van, dat [slachtoffer] met deze beide pas geruime tijd na het feit afgelegde verklaringen slechts beoogde de verdenking van haar echtgenoot weg te leiden.
De verkrachting
Het slachtoffer heeft over de verkrachting verklaard dat de persoon een bekende van haar is en dat het omstreeks 12:00 uur is begonnen, toen zij van haar werk thuis was gekomen [8] . De dader heeft haar ‘aan de voor- en de achterkant’ verkracht en heeft haar gedwongen om hem oraal te bevredigen. Het slachtoffer heeft verklaard dat de dader is klaargekomen en dat zij sperma heeft geproefd [9] . Zij kon niet weg want zij zat opgesloten. Er werd een enorme druk op haar schouders uitgeoefend [10] . Verder heeft zij verklaard dat zij in haar gezicht is gestompt en hierdoor buiten bewustzijn is geraakt. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, waren haar polsen vastgebonden.
De manheeft haar uiteindelijk losgemaakt, waarna zij direct is gaan douchen en daarna schone kleding heeft aangetrokken. Vervolgens is zij naar een hotel gegaan.
Zij heeft tevens verklaard dat zij graag zou willen dat er bij haar sporen worden afgenomen. Aangeefster is op 24 september 2009 onderworpen aan een forensisch technisch onderzoek waarbij het door haar opgelopen letsel ook fotografisch is vastgelegd [11] .
Dokter Schoenkeren heeft aangeefster uitwendig en vaginaal inwendig onderzocht [12] . Hierover heeft Schoenkeren verklaard dat het slachtoffer letsel had aan beide schouders, een grote zwelling op haar borstbeen, een zwelling boven haar rechterborst, zwellingen op haar beide onderarmen en een zwelling onder haar rechteroog. Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft gezien dat het slachtoffer
zwellingen en blauwe plekken had [13] . Bovendien bleek de vagina van het slachtoffer opgezwollen te zijn [14] .
Door D. Botter, Forensisch arts bij het NFI, is eveneens een beschrijving gegeven van het letsel bij het slachtoffer [15] . Botter heeft hierbij geconstateerd dat het opgelopen letsel kan zijn ontstaan door uitwendige inwerking van stomp en botsend mechanisch geweld, zoals door slaan, stompen, schoppen, vallen of forse druk ter plaatse. Onder meer aan de duim/strekzijde van de linker onderarm, circa 7 cm boven het niveau van de pols, heeft Botter een onscherp begrensde roodpaarse huidverkleuring gezien. Ten aanzien van de meeste huidverkleuringen heeft Botter gerapporteerd dat deze zeer wel ongeveer 12 uur, doch maximaal 48 uur, voor het maken van de foto’s zijn ontstaan. Botter heeft voorts gerapporteerd dat de aanwezigheid van letsel aan de uitwendige geslachtsorganen, bijvoorbeeld aan de binnenzijde van de grote schaamlippen, de kleine schaamlippen en aan de opening van de vagina, niet kan worden uitgesloten met het aangeleverde fotomateriaal. De letsels aan de polsen betreffen kneuzingen van huid en onderhuidse weke delen, opgeleverd door uitwendig inwerkend stomp en botsend mechanisch geweld, zoals door slaan, stompen, schoppen, vallen of forse druk ter plaatse. In dit kader zouden de kneuzingen aan de polsen ontstaan kunnen zijn door vastbinden.
Het hof is –gelet op het vorenstaande- van oordeel dat het letsel dat op 23 september 2009 bij [slachtoffer] is waargenomen, passend is bij haar verklaring over de wijze waarop zij die dag zou zijn verkracht.
De plaats delict: in de echtelijke woning
Het slachtoffer heeft verklaard dat de verkrachting op 23 september 2009 thuis heeft plaatsgevonden [16] en dat zij onder druk is gedwongen tot seks en dat dit in de slaapkamer is gebeurd, in bed en op de grond [17] . Zij heeft verklaard dat het te maken had met de tekening [18] die door een vriend is gemaakt [19] . Een kopie van de tekening, eigenlijk een houtskoolschets, bevindt zich in het dossier.
De verdachte bevestigde dat de schets waar zij over verklaart zich in de woning bevond en dat zijn vrouw die tekening niet in huis wilde ophangen [20] .
Het slachtoffer wilde pertinent niet dat er in het huis een onderzoek zou worden verricht naar (DNA-) sporen [21] . Zij heeft tegen de politie gezegd dat zij zelf maatregelen zou treffen die de veiligheid van haar en van de kinderen zouden garanderen. Op 24 september 2009 heeft zij op de vraag van verbalisant [verbalisant 1], hoe zij ervoor zou zorgen dat dit nooit meer zou gebeuren aangezien de dader haar in haar eigen woning had opgewacht, verklaard dat zij andere sloten op de deur zou zetten.
Uit het vorenstaande - waaronder begrepen de door het slachtoffer genoemde details die betrekking hebben op de situatie in huis - leidt het hof af dat het slachtoffer thuis was toen zij werd verkracht.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 10 november 2015 heeft [slachtoffer], als getuige gehoord [22] , verklaard dat zij niet thuis, maar buiten in een park onderweg naar het hotel toe, is verkracht. Het hof acht die – in een zeer laat stadium van het geding afgelegde - verklaring ongeloofwaardig en niet aannemelijk. Dit, gelet op haar eerdere verklaringen dat het in de slaapkamer en in de badkamer is gebeurd en dat zij daarna eerst thuis heeft gedoucht om vervolgens naar het hotel te gaan. Ook is die in hoger beroep afgelegde verklaring niet te rijmen met haar vlak na het feit afgelegde verklaring over de aanwezigheid van de schets in de slaapkamer waar zij is verkracht.
De dader: de verdachte
Het hof is van oordeel dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer heeft verkracht. Het hof komt hiertoe op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte thuis was toen zij op 23 september 2015 om 12:00 uur thuis kwam [23] .
Uit een e-mailbericht dat haar toenmalige coach en vriendin, psychologe Lee Croll, met toestemming van [slachtoffer] aan verbalisant [verbalisant 1] heeft laten lezen, volgt dat Croll op 23 september 2009 om 14:24 uur van het slachtoffer een bericht heeft ontvangen, inhoudende: “Andrw is here terrbl afternoon its not saf I’m goin to a hotl now” [24] . Hieruit kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat het slachtoffer rond half drie in de middag de echtelijke woning weer heeft verlaten.
Verdachte heeft op zijn beurt verklaard dat hij in de ochtend van 23 september 2009 thuis was en dat zijn vrouw die dag omstreeks 11:00 uur thuis kwam [25] .
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij rond 14:00 uur het huis heeft verlaten en dat tussen het moment dat zijn vrouw thuis kwam en hij wegging, niemand anders in huis is geweest [26] .
Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het slachtoffer en de verdachte op 23 september 2009 tussen 12:00 uur en 14:00 uur samen thuis waren en dat niemand anders thuis was. Uit telefoongegevens van [slachtoffer] is bovendien komen vast te staan dat zij op 23 september 2009 veelvuldig gebruik heeft gemaakt van haar telefoon, maar dit juist niet deed tussen 13:12 uur en 14:02 uur [27] .
Zij heeft op 23 september 2009 in het ziekenhuis verklaard dat haar man weet wat er is gebeurd. Op de vraag van verbalisant [verbalisant 1], wat hij daarover zegt en of haar man degene is die dit bij haar heeft gedaan, heeft zij telkens verklaard dat zij daar niet over wil praten [28] .
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer] echter op de vraag waarom zij, als een derde persoon de dader was, niet dadelijk naar haar man is gegaan of hem heeft bericht over de aanval, verklaard dat toen de aanval plaatsvond een vaker bij haar voorkomend mechanisme in werking trad, waarbij zij [verdachte] niet tot last wilde zijn.
Het hof overweegt hieromtrent dat het moeilijk te begrijpen is dat volgens het slachtoffer de verdachte reeds op 23 september 2009 wetenschap had van de verkrachting, terwijl zij hem dat toen nog niet zou hebben verteld. Het hof is van oordeel dat dit niet anders kan worden begrepen dan dat het de verdachte is geweest die aangeefster heeft verkracht.
De verdachte heeft immers bij de politie als volgt verklaard.
Hij is op 23 september 2009 om 14:00 uur van huis gegaan om de kinderen van school te halen en bij thuiskomst was zijn vrouw niet meer thuis [29] . Die avond kreeg hij een sms van haar met het bericht dat zij weg zou blijven. Donderdagavond, 24 september 2009, zou zij ook niet thuiskomen. Die avond van de 24ste hebben zij elkaar gesproken en heeft zijn vrouw hem verteld dat zij was aangevallen.
Op vrijdag 25 september 2009 hebben zij elkaar weer thuis gezien en heeft zij pas aan verdachte verteld wat er was gebeurd en dat zij in het ziekenhuis had gelegen.
Verdachte heeft verklaard dat hij er absoluut geen herinnering aan heeft dat hij dat aan zijn vrouw zou hebben aangedaan [30] . Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op initiatief van zijn vrouw de huissleutels bij haar heeft ingeleverd en dat volgens hem, zij van 23 september 2009 tot 25 september 2009 niet in een hotel is geweest, maar in het ziekenhuis [31] .
Het slachtoffer heeft telefonisch aan verbalisant [verbalisant 1] verklaard dat zij stappen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat de dader niet meer bij haar en haar kinderen in de buurt kan komen. Zij heeft verteld dat zij het huis heeft beveiligd [32] . Daaropvolgend heeft zij enkele dagen later aan de politie verklaard een lijst met voorzorgsmaatregelen te hebben gemaakt [33] , inhoudende, onder meer, dat de familie geen contact meer heeft met de dader, dat zij en de kinderen en een familievriendin nu de enigen in huis zijn, dat zij en de familievriendin de enigen zijn die sleutels van het huis hebben en dat zij de enige is die de kinderen mag ophalen. Ook heeft zij verklaard niet van plan te zijn om ooit
weereen relatie met de dader te hebben.
Hieruit leidt het hof af dat zij in elk geval een relatie met de dader heeft gehad, die zij beëindigd had, of voornemens was te beëindigen.
Het slachtoffer heeft op 1 oktober 2009 verklaard dat er een gesprek is geweest tussen haar en de dader en dat hij hierin zijn excuses heeft aangeboden [34] .
Psychiater P. Aylard, voormalig behandelaar van [slachtoffer], heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij hem in een telefoongesprek van 2 oktober 2009 heeft verteld, dat zij door
hemwas aangevallen, en het haar niet was toegestaan contact met
hemte hebben. Aylard heeft op de vraag wie in de voorgaande mededeling ‘hem’ is, verklaard: degene met wie ze geen contact mocht hebben is [verdachte].
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer] als getuige verklaard, dat zij verdachte slechts op een afstand heeft gehouden omdat zij bang was dat het AMK de kinderen uit huis zou plaatsen [35] .
Geconfronteerd met de stelling dat het door haar noemen van de persoon van de dader, die zij immers aanvankelijk stelde te kennen, – als dat een ander zou zijn dan haar echtgenoot - de meest effectieve manier zou zijn geweest om haar echtgenoot buiten schot en het AMK op afstand te houden, had zij daarop geen inhoudelijk antwoord. Zij volhardde slechts in haar stelling dat zij niet heeft willen zeggen wie de dader is ter bescherming van haar kinderen. Zij heeft echter, door geen naam te noemen, juist geriskeerd dat de kinderen uit huis zouden worden geplaatst, terwijl zij afstand heeft gecreëerd tussen de verdachte en de kinderen en tussen de verdachte en de echtelijke woning.
Het vorenstaande in onderlinge verband en samenhang bezien, brengt het hof tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft verkracht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

Verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn echtgenote. Door aldus te handelen heeft de verdachte zeer ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het bewezen verklaarde buitengewoon vernederend en traumatisch moet zijn geweest. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Slachtoffers van feiten als het onderhavige, lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid, wat te meer geldt nu het feit zich heeft voltrokken in de echtelijke woning, te weten een plek waar de echtgenote zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft acht geslagen op het tijdsverloop in deze zaak en overweegt dat de behandeling van de zaak in hoger beroep weliswaar langer heeft geduurd dan wenselijk is, maar dat is mede als gevolg van onderzoekhandelingen op verzoek van de verdediging, zodat het hof daaraan geen consequenties zal verbinden.
Daarnaast houdt het hof in verregaande mate rekening met het feit dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer]-nog immer voortduurt en dat zij met hun kinderen een gezamenlijke huishouding voeren. Hierin ziet het hof aanleiding een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
22 (tweeëntwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2015.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2 (blz. 24 t/m 28)
2.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 22 november 2010, blz. 5 en 6
3.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 25 en 26
4.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 42
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij] bij de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag d.d. 8 juli 2010
6.Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2015
7.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 43
8.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 25
9.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 26
10.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 41
11.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, PL 1531/2009/51419-17, blz. 59 en 60, met fotobijlagen (blz. 61 t/m 72)
12.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 24
13.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 27
14.Onderzoeksrapport Zedendelicten d.d. 24 september 2009, opgemaakt door dr. O. Serck, betreffende [benadeelde partij], geboren op 19 juni 1966
15.Rapport van het NFI d.d. 15 oktober 2009, opgemaakt door D. Botter, forensisch arts, betreffende de beoordeling van foto’s van het letsel bij [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1966
16.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 25
17.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 40
18.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-12, blz. 101
19.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 10 november 2015, de verklaring van getuige [benadeelde partij], blz. 13 en het proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 40
20.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-36, blz. 56
21.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 26 en Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 42
22.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 10 november 2015
23.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 25
24.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-12, blz. 45
25.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-25, blz. 51
26.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 14 januari 2010, blz. 7
27.Specificatie telefoonverkeer van [benadeelde partij] in september 2009, ingebracht op 12 januari 2010 door de raadsvrouw van de verdachte en een door de politie opgemaakte tijdsbalk van het telefoongebruik van [benadeelde partij] op 23 september 2009 tussen 06:26 uur en 20:18 uur
28.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-2, blz. 25 en 26
29.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-25, blz. 51
30.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-25, blz. 51
31.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-25, blz. 51
32.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-9, blz. 34
33.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 43
34.Proces-verbaal van bevindingen, PL 1531/2009/51419-14, blz. 43
35.Proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 november 2015