3.1.Op grond van de stukken van het geding gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende door de rechtbank in haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als “eiseres” en de Inspecteur als “verweerder” heeft aangeduid.
“1. Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux). De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [A] met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) 23.159,42 Canadese dollars (één termijndeposito van 23.179,25 Canadese dollars en een zichtrekening van - 19,83 Canadese dollars) ten name van [X] Verweerder heeft eiseres als houder van die rekening geïdentificeerd.
2. Eiseres heeft in haar aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2008 tot en met 2011 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een KB Lux rekening. Aan eiseres zijn aanslagen over de jaren 2008 tot en met 2011 opgelegd, waarbij geen correcties met betrekking tot voormelde KB Lux rekening zijn aangebracht.
3. Bij brief van 24 juni 2013 heeft verweerder eiseres betreffende de KB Lux rekening met nummer [A] de volgende vragen gesteld:
“1. Wordt deze bankrekening in 2008, 2009, 2010 en 2011 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja: wat was het saldo inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen op 1 januari en 31 december 2008, 2009, 2010 en 2011;
3. Zo nee: op welke andere rekening(en) en op welke locatie wordt het eerder op de Kredietbank Luxemburg gestalde vermogen in 2008, 2009, 2010 en 2011 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekening(en) op 1 januari en 31 december 2008, 2009, 2010 en 2011?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.”.
4. Bij brief van 2 juli 2013 heeft de gemachtigde aangegeven dat eiseres over de onderhavige jaren geen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden. Verweerder heeft bij brief van 3 juli 2013 eiseres verzocht om de vragenbrief van 24 juni 2013 voor het jaar 2010 te beantwoorden. Bij brief van 8 juli 2013 heeft eiseres aangegeven dat zij nooit een buitenlandse bankrekening heeft gehad. Bij brief van 10 juli 2013 heeft de gemachtigde aangegeven dat eiseres in 2010 geen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden.
Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking gegeven, waarbij hij dezelfde vragen heeft gesteld als in de brief van 24 juni 2013.”
Voorts is in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
Op 19 september 2014 heeft de gemachtigde namens belanghebbende informatie verstrekt over de bankrekening bij de KBL-bank in Luxemburg.
De Inspecteur heeft bij brief van 20 oktober 2014 de gemachtigde van belanghebbende bericht dat hij naar aanleiding van deze informatie heeft besloten de onderhavige informatiebeschikkingen in te trekken. Hij heeft voorts meegedeeld dat hij geen navorderingsaanslagen over de onderhavige jaren zal opleggen en de gemachtigde verzocht de hoger beroepen in te trekken. Hierop is geen reactie van de gemachtigde van belanghebbende gevolgd.