ECLI:NL:GHDHA:2015:3783

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
BK-15_00237 en BK-15_00239
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatiebeschikkingen door de Inspecteur voor de jaren 2011 en 2012

In deze zaak is in hoger beroep de vraag aan de orde of de Inspecteur van de Belastingdienst de informatiebeschikkingen voor de jaren 2011 en 2012 terecht heeft vastgesteld. De belanghebbenden, [X] en [Y], hebben tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2015 beroep ingesteld. De rechtbank had de beroepen ongegrond verklaard, maar de belanghebbenden zijn van mening dat zij wel degelijk aan de informatieverplichting hebben voldaan door een cd-rom met back-up/SQL-bestanden van hun kassasysteem te overleggen. De Inspecteur stelt echter dat de overgelegde gegevens niet volledig zijn en dat de belanghebbenden niet hebben voldaan aan hun verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2015 is het Hof tot de conclusie gekomen dat de belanghebbenden op 28 november 2013 alsnog aan het informatieverzoek hebben voldaan. Het Hof heeft de uitspraken van de rechtbank vernietigd en de informatiebeschikkingen van de Inspecteur voor de jaren 2011 en 2012 vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-15/00237 en BK-15/00239

Uitspraak van 23 december 2015

in het geding (
BK-15/00237) tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende [X] ,

en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 januari 2015, nummer SGR 14/605, betreffende na te melden beschikkingen.
en
in het geding (
BK-15/00239) tussen:

[Y] te [A] , belanghebbende [Y] ,

en
de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2015, nummers SGR 14/602, betreffende na te melden beschikkingen.

Beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbenden op 24 juli 2013 voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2011 en 2012 informatiebeschikkingen genomen op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
1.2.
De Inspecteur heeft bij de uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbenden zijn van de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier van elk van belanghebbenden een griffie-recht geheven van € 123. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
2.2.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft het Hof van belanghebbenden nadere stukken ontvangen op 18 september 2015, waarvan een afschrift is gezonden aan de Inspecteur. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 september 2015, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Tevens zijn daar behandeld de zaken BK-15/00238 en BK-15/00240 betreffende de aan [X] respectievelijk [Y] opgelegde navorderingsaanslag respectievelijk aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over het jaar 2010 met boeten. Hetgeen in de ene zaak is overgelegd en aangevoerd wordt geacht in de andere zaak te zijn aangevoerd en overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3. Op grond van de stukken van het geding is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1.
Belanghebbenden exploiteren een coffeeshop te [A] in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam [B] (de onderneming). De coffeeshop verkoopt voornamelijk softdrugs. [X] is voor 30 percent gerechtigd tot de opbrengsten en [Y] voor 70 percent.
3.2.
De verkopen geschieden contant en worden aangeslagen op een kassa. Tot oktober 2009 is gebruik gemaakt van een kassasysteem genaamd Cash 2007. Vanaf oktober 2009 heeft de onderneming een geautomatiseerd systeem in gebruik genomen. Het softwarepakket is geleverd door [C] Computers van de heer [D] (hierna: [D] ). De database wordt gehost bij Serverloft.eu in Frankfurt. Met betrekking tot de voorraad wordt een aparte voorraadlijst bijgehouden van de aanwezige softdrugs.
3.3.
De onderneming is alle dagen van het jaar open van ’s morgens tot en met ’s avonds.
3.4.
Op 11 maart 2010 hebben medewerkers van de Belastingdienst een waarneming ter plaatse (wtp) verricht bij de onderneming. Het daarvan opgemaakte rapport, gedateerd 12 maart 2010, vermeldt:
“(…)Tijdens het bezoek is de actuele voorraad geteld. Op basis van de lijst waarop de actuele voorraad per product staat vermeld en de aangetroffen actuele voorraad op het moment van de waarneming is geconstateerd dat deze niet aansluit. (…) De omzet volgens de kastelling stemde niet overeen met de theoretische omzet volgens de telling van de beginvoorraad en de actuele voorraad zoals die uit de administratie bleek. De omzet volgens de kastelling bedroeg € 101,45 en de theoretische omzet op basis van de kassasysteem € 56,20. (…)”
3.5.
Op 8 mei 2010 heeft een wtp plaatsgevonden bij de onderneming. Hiervan is een rapport opgesteld gedateerd 9 juli 2010. Tijdens deze wtp zijn verschillen vastgesteld tussen de aanwezige voorraad en de voorraadlijst. Verder bleek de omzet volgens de geregistreerde voorraad ongeveer tweemaal zo laag als de volgens de kastelling behaalde omzet.
3.6.
Op 16 juni 2010 is de Inspecteur een boekenonderzoek gestart bij de onderneming naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2006 tot en met 2009 en de aangiften omzetbelasting en loonbelasting over de tijdvakken 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. Dit boekenonderzoek heeft geleid tot een controle-rapport van 11 april 2013.
3.7.
In het kader van het boekenonderzoek vindt door medewerkers van de Belastingdienst op 8 juli 2010 een bedrijfsbezoek plaats bij de coffeeshop, waarbij is gesproken met belanghebbenden. Voor meer informatie omtrent het geautomatiseerde kassasysteem hebben belanghebbenden verwezen naar [D] .
3.8.
Op 16 juli 2010 hebben medewerkers van de Belastingdienst een gesprek gehad met [D] . [D] heeft meegedeeld dat het pakket is ontworpen door [E] en dat de database staat op een bij Serverloft.eu gehuurde server in Frankfurt. Tijdens dat gesprek hebben de medewerkers gevraagd naar een kopie of dump van de database met […] .
3.9.
Bij emailbericht van 17 september 2010 heeft [D] het bestand [F] doen toekomen aan de Belastingdienst. In dit bestand is het bestand [F] begrepen. In deze bestanden zijn geen gegevens over de voorraad te vinden. SQL is een querytaal voor het bevragen van bestanden uit databases.
3.10.
Na analyse van de ontvangen bestanden hebben medewerkers van de Belastingdienst op 18 april 2011 een gesprek gehad met de adviseur van belanghebbenden.
3.11.
Vervolgens hebben een paar medewerkers van de Belastingdienst op 1 december 2012 een bezoek gebracht aan de coffeeshop. Hierbij was [G] van de Belastingdienst Breda aanwezig omdat hij deskundige is op het gebied van de bij de coffeeshop in gebruik zijnde SQL-database. Hierbij is een dump van de SQL-database gekregen.
3.12.
Op 6 december 2012 is bij een bezoek aan de coffeeshop door medewerkers van de Belastingdienst gezien dat de lijst van de dagomzetten voor zondag 4 maart 2012 een omzet van € 1.300 vermeldde in het scherm. Vervolgens heeft de medewerker van de Belastingdienst aan belanghebbende [X] gevraagd ook de in het scherm zichtbare PDF van zondag 4 maart 2012 te openen. Dit PDF-bestand vermeldde een omzet van € 4.000 voor zondag 4 maart 2012. Het verzoek om van alle dagen printjes van het PDF-bestand over te leggen wilde [X] eerst bespreken met zijn adviseur.
3.13.
Bij een vervolgbezoek op 26 maart 2012 is wederom naar de PDF-rapporten gevraagd. Meegedeeld werd dat slechts de bestanden vanaf 19 maart 2012 nog aanwezig waren.
3.14.
Op 20 februari 2013 heeft [H] , een controlemedewerker van de Belastingdienst Rotterdam, een query gemaakt uit de database van het kassasysteem. Uit deze query bleek dat dit niet de volledige weergave was van de database. Zo ontbrak de omzet van de laatste voorafgaande dag 19 februari 2013 en ook de volledige voorraadadministratie stond er niet in. Bij de controle was geconstateerd dat deze ontbrekende gegevens wel in het kassasysteem stonden.
3.15.
Bij schrijven van 28 maart 2013 heeft de Inspecteur belanghebbenden verzocht:
“Onze collega, de heer [H] heeft op 20 februari jl. zoals tijdens het gesprek is afgesproken, de gegevens uit het kassasysteem opgehaald. De SQL-dump lijkt een querie uit de database te zijn. Deze dump lijkt niet de volledige weergave te zijn van de SQL-database. Zo ontbreekt onder andere de omzet van de dag zelf en de volledige voorraadadministratie staat er niet in. Deze gegevens staan in het kassasysteem en dienen dus ook in de database te staan. Wij verzoeken u dan ook alsnog een kopie van de volledige SQL-database te verstrekken vanaf de ingebruikname van de kassa tot en met heden.”
3.16.
De brief van 3 juli 2013 van de Inspecteur behelst het volgende verzoek:
“In het kader van het onderzoek hebben wij diverse keren digitale gegevens van u ontvangen uit uw afrekensysteem. De door u verstrekte gegevens worden met behulp van een SQL dump, uit het systeem verkregen. Het resultaat bestaat uit een zestal PHP tabellen (Artikel, Artikelbtw, Artikel_groep, Dienst, Hennep_groep & Verkopen). In de gesprekken, die wij met u en de heer [D] hebben gehad, heeft u aangegeven dat dit de enige gegevens zijn die worden vastgelegd en/of bewaard. Uit de door u verstrekte gegevens blijkt echter dat de genoemde tabellen worden samengesteld uit een database met de naam " [B] ". Het betreft een MYSQL database. Deze database wordt gehost op een gehuurde server van Serverloft.eu in Frankfurt, Duitsland. Dagelijks wordt er een back-up gemaakt van de database bij Serverloft.eu. Het beheer van deze server is in handen van [C] Computers te [I] . Tijdens het onderzoek is gesproken met de heer [D] van [C] .
Op basis van de door u tot nu toe verstrekte gegevens uit het afrekensysteem is het voor ons niet mogelijk om de integriteit, authenticiteit en volledigheid daarvan vast te stellen, waardoor u niet voldoet aan onze informatiebehoefte.
Om dit op een verantwoorde wijze te kunnen doen is het noodzakelijk om inzicht te krijgen in alle tabellen en de daarbij horende velden, die beschikbaar zijn in de MYSQL database " [B] ".
Aan de hand van deze informatie kunnen wij een oordeel vormen over de verstrekte gegevens. Tevens kunnen wij beoordelen of er nog mogelijkheden zijn aanvullende gegevens uit het systeem te verkrijgen, zoals bijvoorbeeld een datum- en tijdstempel van de verkooptransacties.
De kennisneming van deze informatie is van belang voor uw belastingheffing.
In onze brief van 28 maart 2013 hebben wij u verzocht om een kopie te verstrekken van de volledige SQL-database. Tot nu toe heeft u de gevraagde informatie niet overgelegd. Ik wijs u er op dat u, op grond van artikel 47 van de [Awr], verplicht bent om de gevraagde informatie te verstrekken.
Ik verzoek u thans de bovengenoemde informatie alsnog voor de bespreking van 23 juli 2103 aan mij te verstrekken.”
3.17.
De vervolgens door de Inspecteur vastgestelde informatiebeschikkingen van 24 juli 2013 luidt – voor zover van belang - als volgt:
“In verband met het boekenonderzoek / de administratieve controle bij u betreffende de aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekering over de jaren 2011 en 2012 hebben wij u op 28 maart 2013 en 3 juli 2013 verzocht om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor uw belastingheffing. U hebt niet of niet
geheel aan deze informatieverzoeken voldaan.
Het gaat om de volgende vragen en verzoeken:
- Kopie van de volledige SQL-database van uw afrekensysteem. Zoals reeds aangegeven in het verzoek van 3 juli 2013, is het zonder deze gegevens voor ons niet mogelijk om de integriteit, authenticiteit en volledigheid van het afrekensysteem vast te stellen, waardoor u niet voldoet aan onze informatiebehoefte.
Nu u niet adequaat op ons verzoek hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex artikel 52a van de [Awr]).”
3.18.
Belanghebbenden hebben op 2 september 2013 een pro-forma bezwaarschrift ingediend tegen de informatiebeschikkingen. Bij de motivering van de bezwaarschriften op 28 november 2013 hebben zij een cd-rom overgelegd. Belanghebbenden stellen dat deze cd-rom een back-up bevat van de SQL-bestanden van het kassasysteem en dat zij met het overleggen daarvan hebben voldaan aan het eerdere informatieverzoek.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de informatiebeschikkingen voor de jaren 2011 en 2012 terecht heeft vastgesteld, welke vraag belanghebbenden ontkennend beantwoorden en de Inspecteur bevestigend.
4.2.
Belanghebbenden hebben, onder handhaving van hetgeen zij in beroep hebben aangevoerd, in hoger beroep het volgende gesteld.
De grondslag van de informatiebeschikkingen is niet duidelijk. Het is niet duidelijk of de Inspecteur de informatiebeschikkingen heeft gegeven omdat niet zou zijn voldaan aan de informatieverplichting als bedoeld in artikel 47 van de Awr of dat dit is geschied wegens het niet voldoen aan de administratieverplichting als bedoeld in artikel 52 van de Awr. Belanghebbenden hebben overigens aan beide verplichtingen voldaan door overeenkomstig het verzoek van de Inspecteur een cd-rom te verstrekken met daarop de back-up/SQL-bestanden van de database. De cd-rom bevat de volledige administratie. Belanghebbenden verwijzen naar een verklaring van [D] alsmede naar een als nader stuk in hoger beroep ingebracht rapport van [J] . Belanghebbenden hebben daarmee inzichtelijk gemaakt welke gegevens de cd-rom bevat. In de SQL-database is alles juist verantwoord.
Niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Het betreft verslagen van bezoeken aan de onderneming door medewerkers van de Belastingdienst op 26 maart 2012, 1 december 2012, 20 februari 2013 en 8 juli 2010 alsmede screenshots/interne stukken uit de bezwaarfase die hadden moeten worden overgelegd De rechtbank had voorts zelf kennis moeten nemen van de cd-rom alvorens daar een oordeel over te vellen.
4.3.
De Inspecteur heeft het volgende aangevoerd:
De Inspecteur heeft alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Stukken die niet of niet meer te zijner beschikking staan kunnen niet worden overgelegd. Van de bezoeken op 8 juli 2010, 1 december 2011 (kennelijk heeft belanghebbende zich vergist in de datum en gesteld 1 december 2012) en 6 maart 2012 zijn geen aparte verslagen opgemaakt, omdat deze onderdeel zijn van de rapportage van het boekenonderzoek. Het bezoek van 20 februari 2013 betrof een gemaakte afspraak van partijen op 14 februari om een query uit de database te maken. De screenshots zijn onderdeel van een notitie van de computerdeskundige van de Belastingdienst en zijn grotendeels overgelegd in de uitspraak op bezwaar en volledig bij het verweer in hoger beroep.
Bij het verzoek van 3 juli 2013 is verzocht om overlegging van de volledige SQL-database. Belanghebbenden zijn er niet in geslaagd om een kopie van de volledige SQL-database over te leggen. De verklaring van [D] zegt niets over de volledigheid van de aangeleverde kopie. Ook [J] had de broncode van het systeem moeten hebben om te bezien of de database volledig op de cd-rom was opgenomen.
Belanghebbenden hebben niet aan hun verplichting tot het verstrekken van informatie op grond van artikel 47 van de Awr voldaan en evenmin aan de verplichting op grond van artikel 52 van de Awr, aangezien de voorraadadministratie waarvan is waargenomen dat deze op het kassasysteem aanwezig is, niet op de cd-rom is gezet.

Conclusies van partijen

5.1.
Belanghebbenden hebben in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de informatiebeschikkingen.
5.2.
De Inspecteur heeft in hoger beroep geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen (hierna is het oordeel in de zaak van belanghebbende [X] overgenomen; in de zaak van belanghebbende [Y] luidt het oordeel van de rechtbank overeenkomstig; voor eiser dient in haar geval eiseres te worden gelezen):
”11. Tussen partijen is niet in geschil dat de door verweerder opgevraagde SQL-database voorraadgegevens en gegevens betreffende de omzet dient te bevatten.
12. Eiser heeft ter zitting verklaard dat een voorraadadministratie is opgenomen in de SQL-database van het kassasysteem. Verder heeft hij verklaard dat een volledige kopie van de SQL-database aan verweerder is overgelegd en om die reden de informatiebeschikking als vervallen dient te worden beschouwd.
13. Verweerder heeft daar tegenover verklaard dat hij geen volledige kopie van de SQL-database heeft ontvangen aangezien de volledige voorraadgegevens niet in de aan hem overgelegde digitale gegevens opgenomen zijn en deze wel geacht worden aanwezig te zijn in een SQL-database.
14. Nu eiser zich op het standpunt stelt dat hij een volledige kopie van de SQL-database heeft overgelegd en tussen partijen niet in geschil is dat een SQL-database de door verweerder verlangde voorraadgegevens zou moeten bevatten, rust de bewijslast bij eiser om aannemelijk te maken dat de aan verweerder overgelegde gegevens een kopie van de volledige - dat is inclusief de volledige voorraadgegevens - SQL-database bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt eiser niet in zijn bewijslast. Eiser heeft met de enkele verklaring ter zitting zoals opgenomen onder 12 niet aannemelijk gemaakt dat hij de door verweerder opgevraagde gegevens heeft overgelegd. Hierbij overweegt de rechtbank dat het enkel overleggen van een cd-rom aan verweerder, zonder dat op enige wijze aan de rechtbank inzicht wordt verschaft in de daarin opgenomen gegevens, onvoldoende is. De informatiebeschikking ten aanzien van eiser is terecht vastgesteld.
15. Met betrekking tot het standpunt van eiser dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Deze door eiser genoemde stukken maken het onder 14 genoemde oordeel van de rechtbank niet anders. Deze stukken kunnen immers niet ter onderbouwing dienen van of inzicht verschaffen in de database gegevens die opgenomen zijn op de door eiser overgelegde cd-rom. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aannemelijk is dat eiser niet is benadeeld door dit gebrek in naleving van deze rechtsregel en gaat daarom met toepassing van het bepaalde in artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht voorbij aan voormeld gebrek.
16. Eiser heeft de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen die alle computergegevens die verweerder ter beschikking heeft van de onderneming zal onderzoeken. De rechtbank heeft dit verzoek niet gehonoreerd. Het is eiser zelf die aan het door verweerder gedane verzoek om informatieverstrekking moet voldoen, en zo nodig kan in voorkomend geval in een rechtsprocedure worden gesteld dat wat is ingediend afdoende is. Eiser heeft zich ook op dat standpunt gesteld. In het verlengde daarvan kan eiser nader onderbouwen waarom hij meent dat is ingediend wat is gevraagd. Het benoemen van een deskundige als gevraagd kan relevant zijn indien eiser in bewijsnood zit om zijn stelling te onderbouwen. Gesteld noch gebleken is echter dat daarvan sprake is.
17. Eiser heeft voorts als bewijs aangeboden de persoon te horen die in de onderhavige periode in zijn onderneming werd ingezet als computerdeskundige, te weten de heer [D] (softwarebeheerder). Eiser heeft zijn verzoek toegelicht met de stelling dat de softwarebeheerder nader de werking van het (voormalige) computersysteem van de onderneming kan toelichten en de wijze waarop verweerder deze gegevens kan openen en lezen. De rechtbank gaat voorbij aan dit getuigenaanbod. Verweerder heeft niet gesteld dat de ingediende bestanden niet kunnen worden geopend of gelezen, zodat het getuigenaanbod als niet relevant moet worden bestempeld.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1.
Bij brief van 28 maart 2013 heeft de Inspecteur belanghebbenden verzocht “een kopie van de volledige SQL-database te verstrekken vanaf de ingebruikname van de kassa tot en met heden.” Bij brief van 3 juli 2013 heeft de Inspecteur dit verzoek herhaald. Bij besluiten van 24 juli 2013 heeft de Inspecteur aan ieder van belanghebbenden een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Awr gegeven waarin is vermeld dat zij niet hebben voldaan aan de informatieverplichting aangezien geen “kopie van de volledige SQL-database van uw afrekensysteem” is verstrekt. De Inspecteur heeft derhalve de informatiebeschikkingen niet gestoeld op het niet voldoen aan de verplichting tot het voeren van een administratie als bedoeld in artikel 52 van de Awr.
7.2.
Belanghebbenden hebben met hetgeen zij hebben aangevoerd, naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat met gebruik van de gestandaardiseerde querytaal SQL niet meer informatie aan de database van belanghebbenden kon worden onttrokken dan die welke is opgenomen op de door belanghebbenden aan de Belastingdienst verstrekte cd-rom. Dit oordeel vindt bevestiging in het feit dat, toen de EDP-auditor van de Belastingdienst kopieën van de database van belanghebbenden heeft gemaakt, deze kopieën – naar de Inspecteur heeft erkend – dezelfde informatie bevatten als die welke de Belastingdienst heeft aangetroffen op de door belanghebbenden aan haar verstrekte cd-rom. Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat belanghebbenden op 28 november 2013 (alsnog) aan het informatieverzoek van de Inspecteur hebben voldaan door de cd-rom met back-up/SQL-bestanden aan de Inspecteur te verstrekken. De overige grieven van belanghebbenden behoeven geen behandeling meer.
7.3.
Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de uitspraken van de rechtbank niet in stand kunnen blijven en de informatiebeschikkingen dienen te worden vernietigd.

Proceskosten en griffierecht

8.1.
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbenden gemaakte proceskosten, waarbij het Hof, gelet op de inhoud van de desbetreffende dossiers, de zaken BK-15/00237 en BK-15/00239 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor de vorenbedoelde zaken tezamen vast op € 2.940 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank en voor het Hof (4 punten à € 490 x 1,5 (gewicht van de zaak)) en € 366 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase (1 punt à € 244 x 1,5 (gewicht van de zaak), in totaal derhalve op € 3.306, waarvan aan ieder van belanghebbenden de helft, is € 1.653, zal worden toegekend. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
8.2.
Voorts dient aan ieder van belanghebbenden het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 45, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 123 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraken van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraken op bezwaar,
- vernietigt de informatiebeschikkingen voor de jaren 2011 en 2012,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende [X] , vastgesteld op € 1.653,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende [Y] vastgesteld op € 1.653,
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende [X] een bedrag van € 168 aan griffierecht te vergoeden, en
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende [Y] een bedrag van € 168 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. G.J. van Leijenhorst, J.J.J. Engel en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 23 december 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.