ECLI:NL:GHDHA:2015:3768
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde van onroerende zaak in Den Haag
In deze zaak gaat het om een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een perceel in de gemeente Westland voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende, eigenaar van het perceel, betwist de vastgestelde waarde door de heffingsambtenaar, die respectievelijk € 711.000 en € 592.000 voor de jaren 2012 en 2013 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde van het perceel vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had daarbij rekening gehouden met vergelijkingsobjecten en de toestand van het perceel. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 23 september 2015, werd de situatie van het perceel besproken, dat een bouwterrein is met een oppervlakte van 1.900 m², waarvan een deel voor woondoeleinden en een deel voor bedrijfsdoeleinden is bestemd. De belanghebbende voerde aan dat hij niet vrij over het perceel kon beschikken vanwege een civielrechtelijke procedure en de aanwezigheid van een grondheuvel. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de waarde correct was vastgesteld.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren gebruikt, waren voldoende vergelijkbaar en de toegepaste correcties voor opruimkosten waren gerechtvaardigd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had geen nieuwe feiten aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden.