Verdeling huwelijksgemeenschap
7. De man is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat hij de rekening-courantschuld aan [X] B.V. per peildatum 21 januari 2014 geheel voor zijn rekening dient te nemen en als eigen schuld dient te dragen, vermeerderd met rente. Volgens de man dient deze schuld alsmede de rente daarover door partijen gezamenlijk, ieder voor de helft te worden gedragen en dient deze te worden betrokken in de berekening van de over- dan wel onderbedelingsvordering. De man wenst voorts dat de rekening-courantschuld en andere schulden van de B.V. worden voldaan uit de overwaarde van de voormalige echtelijke woning. Alleen op deze wijze is er volgens de man op langere termijn voldoende kapitaal in de vennootschap aanwezig om aan de pensioenverplichtingen jegens partijen te kunnen voldoen. De rechtbank had de voormalige echtelijke woning dan ook niet aan de vrouw moeten toedelen onder de verplichting de helft van de overwaarde aan de man te voldoen.
8. De vrouw is van mening dat de rechtbank terecht heeft beslist zoals zij heeft gedaan. Volgens de vrouw komen de opnames en rentermijnen van na de peildatum voor rekening van de man, aangezien deze opnames alleen hem ten goede zijn gekomen. Zij ziet niet in waarom de rekening-courantschuld in een keer afgelost zou moeten worden met de overwaarde van de voormalige echtelijke woning. De vrouw stelt dat de aandelen van de B.V. meer waard zijn dan de man doet voorkomen. Er is volgens haar geen sprake van een oninbare schuld op de zoon van partijen, zoals de man stelt. Bovendien is de B.V. niet louter een pensioen B.V. maar geneert zij nog inkomsten aangezien er in de jaarrekening 2013 nog een kleine voorraadpositie is.
9. Het hof overweegt als volgt. De rekening-courantschuld van de directie aan de B.V. is een gemeenschapsschuld. Beide partijen zijn, ieder voor de helft, draagplichtig voor deze schuld per de peildatum 21 januari 2014, aangezien op deze datum de huwelijksgemeenschap is ontbonden. Uit het verweerschrift van de vrouw (randnummer 9 en verder) begrijpt het hof dat ook de vrouw ervan uitgaat dat in zij in de onderlinge verhouding tussen partijen de helft van deze schuld per 21 januari 2014 dient te dragen.
10. Ten aanzien van de rente over de rekening-courantschuld overweegt het hof dat de rentetermijnen die na 21 januari 2014 verschuldigd zijn over voormelde hoofdsom, betrekking hebben op deze gemeenschapsschuld zodat ook de desbetreffende rente door beide partijen, ieder voor de helft, moet worden gedragen. De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen het door de man gemelde percentage van de rente van 4%, zodat het hof van dit percentage uit zal gaan.
11. Indien de man na 21 januari 2014 gelden in rekening-courant heeft opgenomen is dit een privéschuld van de man die niet in de verdeling wordt betrokken. Dit geldt ook voor de daarover verschuldigde rentetermijnen. De vennootschap heeft dan een vordering op de man in privé.
12. De man heeft de door hem gestelde opnames in rekening-courant over de periode van 31 december 2013 tot de peildatum van € 2.900,- in het geheel niet onderbouwd. Het hof houdt daarmee derhalve geen rekening en stelt de rekening-courantschuld per peildatum op
€ 249.867,-.
13. Gelet op het vorenstaande zal het hof bepalen dat partijen beiden, ieder voor de helft, draagplichtig zijn voor de rekening-courantschuld van € 249.867,- en voor de na 21 januari 2014 verschenen rentetermijnen daarover. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd. Het door de man meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
14. De man is het niet eens met de toedeling van de aandelen in [X] B.V. aan hem onder de verplichting de helft van de waarde aan de vrouw te vergoeden. Hij voert daartoe onder meer het volgende aan:
- gelet op zijn pensioengerechtigde leeftijd zal de man de onderneming niet actief voortzetten als ondernemer;
- de forse lening aan de zoon van partijen, welke lening waarschijnlijk niet zal worden terugbetaald, drukt de waarde van de aandelen;
- de onderneming is in feite een toegelaten uitvoerder van de opgebouwde pensioenverplichtingen die partijen, ieder voor de helft, toekomen. Met deze forse pensioenverplichtingen heeft de rechtbank geen rekening gehouden;
- om de pensioenverplichtingen te kunnen blijven voldoen, moet de overwaarde van de voormalige echtelijke woning worden aangewend om de rekening-courantschuld en de bijbehorende renteverplichtingen (en overige openstaande verplichtingen) te betalen;
- alvorens verder te beslissen, dient de waarde van de aandelen te worden bepaald;
- de man verwacht financieel niet in staat te zijn de vrouw uit te kopen. Het kan zijn dat de aandelen gedwongen onverdeeld moeten blijven.
15. De vrouw voert verweer als volgt:
- de man heeft zelf ingestemd met de toedeling van de aandelen aan hem en heeft daarom verzocht;
- gelet op de huidige levensstijl van de man is er van lagere inkomsten aan zijn zijde niets te merken;
- de man beweert slechts met zijn ondernemersactiviteiten te stoppen om een lagere waardering van de aandelen te bewerkstelligen;
- de kans is groot dat de zoon van partijen zijn schuld aan de B.V. uiteindelijk zal aflossen;
- er is sprake van een onderneming in bloei met volop ondernemingsactiviteiten;
- verkoop en levering aan derden van de voormalige echtelijke woning in verband met de aflossing op de rekening-courantschuld is niet nodig. De man gunt de vrouw de woning waarschijnlijk niet;
- de onderneming dient niet onverdeeld te blijven. De man onderbouwt zijn stellingen niet.
16. Het hof overweegt als volgt. Het hof heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk aan de man gevraagd of zijn petitum zo dient te worden gelezen dat verzocht wordt om de verdeling vast te stellen. De advocaat van de man heeft daarop bevestigend geantwoord. De advocaat van de vrouw heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Nu de aandelen in de pensioen/stamrecht B.V. een onderdeel vormen van de te verdelen huwelijksgemeenschap en hieromtrent complexe vraagstukken spelen, zoals de mogelijkheid tot afstorten van de pensioen/stamrechten en het geschil omtrent de waarde van de aandelen, kan de man naar het oordeel van het hof niet gehouden worden aan de overeenkomst die partijen in eerste aanleg hebben gesloten omtrent toedeling van de aandelen aan de man. Er is pas sprake van een volledige verdeling indien partijen ook overeenstemming hebben over alle financiële gevolgen met betrekking tot dat goed. Nu partijen geen volledige overeenstemming hebben bereikt omtrent alle financiële gevolgen met betrekking tot dit goed, zijnde de aandelen, heeft er geen verdeling plaatsgevonden.
17. De aandelen in de vennootschap behoren tot het te verdelen vermogen. Partijen hebben in privé een vordering op de B.V. uit hoofde van de door de B.V. aan partijen gedane pensioen/stamrechttoezeggingen. Als gevolg van het pensioen in eigen beheer/stamrecht rust er op de vennootschap een aanzienlijke claim. Daarnaast heeft het hof ernstige twijfel of de vennootschap haar vordering op de zoon van partijen ook daadwerkelijk kan incasseren. Voorts is het hof ervan overtuigd dat de vennootschap haar ondernemingsactiviteiten heeft gestaakt en dat de vennootschap een pensioen/stamrecht B.V. is geworden. Vanuit de vennootschap bezien, is het voor de vennootschap van belang dat zij over voldoende financiële middelen kan beschikken om aan haar pensioen/stamrechtverplichtingen te kunnen voldoen. Gezien de aard van de vennootschap (pensioen/stamrecht B.V.) acht het hof het redelijk en billijk om de aandelen tussen partijen gelijkelijk te verdelen. Gezien het feit dat de man heeft verzocht om de verdeling vast stellen en de vrouw daar geen bezwaar tegen heeft, maakt het hof gebruik van haar discretionaire bevoegdheid. In het kader van een ruziesplitsing kunnen partijen nadien nog overgaan tot splitsing van de vennootschap, dan kan ieder der partijen zijn eigen beleid formuleren met betrekking tot de onderneming.
18. Het bindend advies van de accountant brengt mee dat de waarde van de aandelen op
€ 300.000,- moet worden gesteld, zodat aan ieder van partijen een pakket aandelen wordt toegedeeld voor een waarde van € 150.000,-. Bij deze bindende waardebepaling is rekening gehouden met de vordering van de B.V. op de zoon van partijen.
Verkoop voormalige echtelijke woning
19. Anders dan de vrouw, is het hof voorts van oordeel dat de voormalige echtelijke woning aan derden moet worden verkocht en geleverd teneinde met de netto opbrengst de rekening-courantschuld van partijen bij de B.V. af te lossen. Partijen hebben hierbij een gemeenschappelijk belang nu hiermee hun pensioen- en stamrechten, ook voor in de toekomst, worden veiliggesteld. Het hof acht hierbij van belang dat de schuld in een keer wordt afgelost, temeer nu de rekening-courantschuld rentedragend is tegen een hoger percentage dan thans op een normale spaarrekening wordt verkregen. Het hof zal overeenkomstig bepalen.
20. Ten aanzien van de door de vrouw gestelde inkomsten en levensstijl van de man, waaruit volgens haar blijkt dat de B.V. nog volop in bedrijf is, overweegt het hof dat de man de activa van de B.V. dient te beheren. Het resultaat van zijn beleggingen komt ten goede aan de vennootschap en kan in het kader van dividend aan partijen worden uitgekeerd.
21. De man heeft ter terechtzitting zijn grieven ter zake de sieraden en inboedel ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeven.
Inzage bankrekeningen/afgifte bankafschriften
22. De man wenst inzage in de administratie van de bankrekeningen van de vrouw en de bankrekening die eindigt op - [123] . Volgens de man heeft de vrouw vóór de peildatum forse bedragen overgeschreven naar haar schoonzoon en vervolgens naar de bankrekening eindigend op - [123] . Deze bedragen moeten worden verrekend.
23. De vrouw weerspreekt de stellingen van de man. Volgens de vrouw had zij de opgenomen bedragen nodig om van te kunnen leven. De man heeft hetzelfde gedaan via de rekening-courant. Daaraan betaalt de vrouw weer mee. De vrouw heeft al een bankafschrift overgelegd. Indien zij nog meer bankafschriften dient over te leggen, dient de man afschriften van het verloop van de rekening-courantverhouding met de B.V. over te leggen, aldus de vrouw.
24. Het hof overweegt dat in het kader van de verdeling het verloop van de bankrekeningen niet relevant is. Bepalend is het saldo per de peildatum. Daarnaast geldt weliswaar dat echtgenoten op grond van artikel 1:83 BW elkaar desgevraagd inlichtingen verschaffen over het door hen gevoerde bestuur, alsmede over de stand van hun goederen, maar naar het oordeel van het hof zijn echtgenoten op basis van deze wettelijke verplichting niet gehouden tot het afleggen van rekening en verantwoording. Het afleggen van rekening en verantwoording past niet binnen het instituut van het huwelijk, aangezien het huwelijk de bezegeling is van de lotsverbondenheid. Indien de man nog heeft beoogd een beroep te doen op artikel 1:164 BW, heeft hij daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. Zijn grief treft derhalve geen doel. Het verzoek van de man aangaande inzage in de bankafschriften zal worden afgewezen.
25. De vrouw vordert in incidenteel appel onder verbeurte van een dwangsom afgifte van de bankafschriften van een zevental bankrekeningen gedateerd 21 januari 2014. Volgens de vrouw heeft de man zulks verzuimd dan wel heeft hij niet relevante stukken overgelegd. De vrouw loopt hierdoor rente mis die zij over het uitgekeerde saldo had kunnen ontvangen.
26. De man legt in hoger beroep bankafschriften over voor zover deze in zijn bezit zijn (productie 12), welke reeds eerder naar de advocaat van de vrouw waren gezonden. Volgens de man heeft de vrouw derhalve geen belang bij haar incidentele grief.
27. Nu het hof voldoende inzicht heeft in de omvang van de voormalige huwelijkse gemeenschap heeft de vrouw geen belang bij haar vordering. Het hof zal deze vordering dan ook afwijzen.
Afstorting pensioen- en stamrechten
28. De vrouw is van mening dat de rechtbank de man had moeten veroordelen tot afstorting van het haar toekomende deel aan stamrecht- en pensioenaanspraken bij een door de vrouw aan te wijzen externe pensioenverzekeraar. Volgens de vrouw komt zij geld tekort en loopt zij een aanzienlijk risico indien haar deel van de aanspraken in de vennootschap blijft, waarover de man zeggenschap heeft. De vrouw voert aan dat haar accountant heeft berekend dat afstorting mogelijk gezien de liquide middelen van de vennootschap goed mogelijk.
29. De man weerspreekt de stellingen van de vrouw als volgt:
- de vrouw ontvangt haar deel van het pensioen al uit de B.V. sinds de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Zij heeft derhalve geen belang bij haar verzoek;
- de lening aan de zoon van partijen dient te worden afgewaardeerd. De zoon kan niet meer aflossen;
- de verzochte afstorting is gelet op de vermogensrechtelijke positie van de B.V. niet mogelijk en niet redelijk en billijk in het licht van een gelijkwaardige positie die echtgenoten dienen te hebben. De pensioenvoorziening bevindt zich in de uitkeringsfase en wordt aan partijen gelijkelijk uitbetaald. Bovendien is er een fikse rekening-courantschuld en zou door de lage rentestand een onevenredig hoge afstorting moeten plaatsvinden. Afstorting brengt de continuïteit van de onderneming in gevaar en de man kan hiervoor überhaupt geen financiering krijgen.
30. Nu de man geen bezwaar heeft gemaakt tegen voormeld verzoek van de vrouw om afstorting, zal het hof dit verzoek opvatten als een nevenverzoek in de zin van artikel 827 Rv dat ook in appel nog kan worden gedaan.
31. Het hof is van oordeel dat de pensioen- en stamrechten van de vrouw op dit moment niet kunnen worden afgestort aangezien binnen de vennootschap onvoldoende liquiditeiten aanwezig zijn om pensioen- en stamrechten voor beide partijen uit te kunnen keren. Ook beschikt de man overigens over onvoldoende vermogensbestanddelen om aan dit verzoek van de vrouw te kunnen voldoen. Voorts heeft de vrouw geen belang meer bij haar vordering nu de helft van de aandelen aan haar worden toegedeeld. Indien de vrouw het wenselijk vindt, kan zij overgaan tot een ruziesplitsing van de B.V. Zij kan dan haar eigen pensioen/stamrechten gaan beheren. Voorts is het hof van oordeel dat de postrelationele solidariteit meebrengt dat, indien tot afstorting wordt overgegaan, ook de man zijn aanspraken op pensioen- en stamrechten in gelijke mate geldend moet kunnen maken. Het verzoek van de vrouw tot afstorting zal derhalve worden afgewezen.