ECLI:NL:GHDHA:2015:3660

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
22-001151-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van de handel in cocaïne gedurende een periode van ruim drie maanden, samen met anderen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij het Leger des Heils.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en heeft het vonnis bevestigd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden die aan de gevangenisstraf waren verbonden. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op negen maanden, met de verplichting voor de verdachte om zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij het Leger des Heils.

Het hof heeft bij de strafmotivering rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de cocaïnehandel en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte had een instabiele achtergrond en had geen dagbesteding of inkomen. De reclassering had geadviseerd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht. Het hof heeft besloten om de bijzondere voorwaarden te herzien en de meldplicht bij het Leger des Heils te handhaven, terwijl andere voorwaarden zijn geschrapt. De uitspraak benadrukt de ernst van de cocaïnehandel en de impact daarvan op de volksgezondheid.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001151-15
Parketnummer: 09-857460-14
Datum uitspraak: 22 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 maart 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van een meldplicht bij het Leger des Heils als bijzondere voorwaarde.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij het Leger des Heils op door de reclassering te bepalen tijdstippen, een deelnameplicht aan de intakeprocedure bij De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, een plicht tot het verrichten van door de reclassering geschikt bevonden arbeid dan wel een plicht tot het volgen van een opleiding gedurende 24 uur per week, bij gebreke waarvan hij deze uren aanvult met onbetaalde arbeid, waarbij aan het Leger des Heils opdracht is gegeven tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot de begeleiding van de veroordeelde daarbij. Voorts is een beslissing genomen omtrent het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 10 september 2014 te Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (een) materiaal/materialen bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of (een) ander(e) middel(en), zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de bijzondere voorwaarden behorende bij de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Cocaïnehandel gaat gepaard met overlast en criminaliteit en het gebruik ervan vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan het in omloop brengen van harddrugs en daarmee aan het in stand houden van deze overlast, criminaliteit en het gevaar voor de volksgezondheid. In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de relatief geringe rol van de verdachte in het geheel, zoals deze uit het dossier naar voren komt.
Het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies dat door het Leger des Heils op 18 december 2014 over de verdachte is opgesteld. De reclassering heeft gerapporteerd dat de verdachte is opgegroeid in een instabiele en onveilige thuisomgeving en dat hij daarom tweeëneenhalf jaar geleden in een pleeggezin is geplaatst. Omdat de verdachte geen dagbesteding en inkomen had en zich passief zou opstellen, is een 16+coach ingeschakeld voor intensievere begeleiding, aldus de reclassering. Voorts heeft de reclassering gerapporteerd dat de verdachte is afgewezen voor een begeleid wonen-vorm van Jeugdformaat alsmede voor schuldhulpverlening en een opleiding. De verdachte is niet gemotiveerd om te werken – hij heeft naar eigen zeggen geen zin in ‘stomme baantjes’ – en lijkt op te trekken met een groep jongeren met justitiële contacten. De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden, maar acht begeleiding van de verdachte in een justitieel kader noodzakelijk om zijn leven in goede banen te leiden. De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichting om zich te laten behandelen en een andere voorwaarde het gedrag betreffende, te weten een verplichting om minimaal 24 uur per week arbeid te verrichten en/of een opleiding te volgen.
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ziet het hof thans geen aanleiding meer voor oplegging van een deelnameplicht aan de intakeprocedure bij De Waag of een soortgelijke instelling en een plicht tot het verrichten van door de reclassering geschikt bevonden arbeid dan wel een plicht tot het volgen van een opleiding als bijzondere voorwaarden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bijzondere voorwaarden behorende bij de deels voorwaardelijke gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen te melden bij het Leger des Heils te Den Haag, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft deze instelling opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. J.W. van Rijkom en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2015.