ECLI:NL:GHDHA:2015:3564
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de werking van een beschikking inzake kinderalimentatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de man tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man had verzocht om schorsing van de beschikking van 28 mei 2009, waarin was bepaald dat hij aan de vrouw een maandelijkse bijdrage van € 300,-- moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun destijds minderjarige kind. De rechtbank had eerder, op 13 juli 2015, het verzoek van de man om wijziging van deze alimentatie afgewezen, waardoor de man in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 november 2015 was de vrouw, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de beschikking van 28 mei 2009 uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, maar dat het hoger beroep tegen de beschikking van 13 juli 2015 inmiddels in kracht van gewijsde was gegaan. Hierdoor was schorsing van de uitvoerbaarverklaring niet meer aan de orde. Het hof heeft ook overwogen dat de man onvoldoende onderbouwing had gegeven voor een eventueel verzoek om een voorlopige voorziening.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de man tot schorsing afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de verweerders, vastgesteld op € 894,-. De beslissing is genomen met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid in familiezaken, waarbij in dit geval de man in de kosten werd veroordeeld vanwege het nodeloos in rechte betrekken van de wederpartij.