ECLI:NL:GHDHA:2015:3552

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
200.168.302/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de curator in hoger beroep inzake de vereffeningsplicht van de nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de curator van een gefailleerde erfgenaam. De curator, die optreedt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [naam 1], heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2015. In deze beschikking zijn de verweerders ontheven van de verplichting om de nalatenschap van wijlen [naam 5] te vereffenen volgens de wet. De curator verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verweerders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot ontheffing van de vereffeningsplicht.

De verweerders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben zich verzet tegen het beroep van de curator en verzocht om zijn niet-ontvankelijkheid. Het hof heeft vastgesteld dat de curator geen belanghebbende is in deze procedure, omdat de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige erfgenaam de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. Gezien het positieve saldo van de nalatenschap is het verzoek van de verweerders tot ontheffing van de vereffeningsplicht door de rechtbank terecht toegewezen.

Het hof heeft geoordeeld dat de curator geen rechtstreekse rechten en verplichtingen heeft in deze procedure en daarom niet kan worden beschouwd als een belanghebbende. De curator is dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en is veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder het salaris van de advocaat van de verweerders, tot op heden begroot op € 2.832,16.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 december 2015
Zaaknummer : 200.168.302/01
Zaaknummer rechtbank : 3858726 AZ VERZ 15-15
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
te dezen handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van de heer [naam 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. M.P.J. van der Linden te Rotterdam,
tegen
[naam 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[naam 3] ,
en
[naam 4] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
in zijn hoedanigheid van executeur met betrekking tot de nalatenschap van
wijlen [naam 5] , en in zijn hoedanigheid van testamentair-bewindvoerder van [naam 3] met betrekking tot diens aandeel in de nalatenschap van wijlen [naam 5] , en in persoon,
verweerders in hoger beroep,
hierna te noemen: de verweerders,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Zwijndrecht.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De curator is op 16 april 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 maart 2015 van de rechtbank Rotterdam.
De verweerders hebben op 27 mei 2015 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 23 oktober 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de curator, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de verweerders.
De advocaat van de curator heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking zijn de verweerders ontheven van de verplichting om de nalatenschap van [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [sterfdag 1] te [plaats] , te vereffenen volgens de wet.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de ontheffing van de verplichting van de verweerders de nalatenschap van [naam 5] (hierna: de erflater) te vereffenen volgens de wet.
2. De curator verzoekt het hof, een en ander voor zover de wet het toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verweerders in hun verzoek hen te ontheffen van de vereffeningsplicht niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek van de verweerders hen te ontheffen van de vereffeningsplicht af te wijzen en de verweerders te veroordelen in de kosten van beide instanties, althans in deze instantie.
3. De verweerders verweren zich daartegen en verzoeken het hof, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de curator niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, althans zijn beroep en/of verzoeken af te wijzen, alsmede de curator (zowel in zijn hoedanigheid van curator als in persoon) te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, waaronder een bedrag van € 2.832,16 aan salaris advocaat, althans zodanig te oordelen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
4. De curator stelt geen toestemming te hebben gekregen van de verweerders om kennis te nemen van de gedingstukken in eerste aanleg en verzoekt het hof hiermee rekening te houden. De curator is als zodanig benoemd in het faillissement van [naam 1] (hierna: de gefailleerde), zoon van de erflater. In die hoedanigheid heeft hij meerdere malen bij de verweerders aanspraak gemaakt op betaling van de legitieme portie van de gefailleerde aan de boedel. De verweerders hebben deze aanspraak steeds betwist en onderhavige procedure gevoerd zonder de curator daarover te informeren. De curator is hierdoor een instantie ontnomen. De verweerders schieten in ernstige mate tekort in de vervulling van hun verplichtingen met betrekking tot het beheer van de nalatenschap van de erflater. Zij hebben de curator - en waarschijnlijk ook de rechtbank - niet tot nauwelijks informatie over de nalatenschap verschaft. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat de nalatenschap positief en eenvoudig is en dat zij deze zelf wensen af te wikkelen. De curator betwist dat sprake is van een eenvoudige nalatenschap. De rechtbank heeft de verweerders dan ook ten onrechte ontheven van hun vereffeningsplicht.
5. De verweerders stellen zich op het standpunt dat de curator niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het hoger beroep, omdat hij in eerste aanleg niet betrokken is geweest bij de procedure en geen belanghebbende is in de zin van artikel 358 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De curator heeft geen belang bij zijn verzoek aangezien de nalatenschap positief is, zodat het verzoek op grond van artikel 4:202 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in eerste aanleg terecht is toegewezen. Bij gebrek aan wetenschap betwisten de verweerders dat de curator deze procedure met machtiging van de rechter-commissaris voert. In plaats dat de curator zijn vermeende vordering in rechte laat vaststellen, voert hij allerlei procedures die de kern van het geschil niet raken en jaagt hij de verweerders onnodig op hoge kosten. De verweerders verzoeken dan ook de curator te veroordelen in de werkelijke proceskosten.
6. Het hof is van oordeel dat de curator geen belanghebbende is in deze procedure en overweegt daartoe als volgt. De wettelijk vertegenwoordiger(s) van de minderjarige erfgenaam heeft op grond van artikel 4:193 BW de nalatenschap van erflater namens die erfgenaam beneficiair aanvaard. Gezien het positief saldo van de nalatenschap is vervolgens het verzoek van de verweerders tot ontheffing van de ontstane vereffeningsverplichting conform artikel 4:202 lid 2 BW toegewezen door de rechtbank. Deze bepaling is in de wet opgenomen indien de verplichting te vereffenen volgens de wet voor de wettelijk vertegenwoordiger een te zwaar middel is in het licht van een positief nalatenschapssaldo. Dit laat onverlet dat de failliet - en dus de curator - mogelijk een vordering uit hoofde van diens legitieme portie heeft in de nalatenschap van erflater. Nu de curator geen rechtstreekse rechten en verplichtingen heeft in dit verzoek kan hij niet gezien worden als rechtstreeks belanghebbende.
7. Het hof ziet aanleiding om de curator te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat van de verweerders, tot op heden begroot op € 2.832,16.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
verklaart de curator niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van de procedure in hoger beroep tot op heden begroot op een bedrag van € 2.832,16.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, J. Zwagemaker en B. Breederveld, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 december 2015.