Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
16 december 2015.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de curator van een gefailleerde erfgenaam. De curator, die optreedt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [naam 1], heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2015. In deze beschikking zijn de verweerders ontheven van de verplichting om de nalatenschap van wijlen [naam 5] te vereffenen volgens de wet. De curator verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verweerders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot ontheffing van de vereffeningsplicht.
De verweerders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben zich verzet tegen het beroep van de curator en verzocht om zijn niet-ontvankelijkheid. Het hof heeft vastgesteld dat de curator geen belanghebbende is in deze procedure, omdat de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige erfgenaam de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. Gezien het positieve saldo van de nalatenschap is het verzoek van de verweerders tot ontheffing van de vereffeningsplicht door de rechtbank terecht toegewezen.
Het hof heeft geoordeeld dat de curator geen rechtstreekse rechten en verplichtingen heeft in deze procedure en daarom niet kan worden beschouwd als een belanghebbende. De curator is dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en is veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder het salaris van de advocaat van de verweerders, tot op heden begroot op € 2.832,16.