In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2015, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen, nadat de rechtbank eerder de vrouw vervangende toestemming had geweigerd om met de kinderen naar Turkije te verhuizen. De man stelt dat de minderjarigen in Nederland moeten blijven om hun sociale omgeving te behouden en dat hij in staat is voor hen te zorgen. De vrouw, die altijd de hoofdverzorger is geweest, verzet zich tegen dit verzoek en heeft een onderneming in Turkije. Het hof oordeelt dat het onvoldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats en verzoekt de raad voor de kinderbescherming om onderzoek te verrichten. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 25 juni 2016, waarbij het hof verwacht dat de raad voor die datum rapport en advies uitbrengt. De zaak betreft belangrijke aspecten van het ouderschap en de zorg voor minderjarigen, waarbij de belangen van de kinderen centraal staan.