Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest in kort geding van 22 december 2015
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellant] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) Aan [appellant] zijn, voor zover thans van belang, drie administratieve boetes opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ook wel de Wet Mulder genoemd. [appellant] heeft deze boetes niet voldaan en heeft evenmin gereageerd op de daarop gevolgde aanmaningen met wettelijke verhogingen. Het betreft de navolgende administratieve sancties:
1. CJIB-nummer: [nummer](rijden met een personenauto zonder verzekering op 4 maart 2014). Opgelegde sanctie: € 400,--, na verhogingen inclusief administratiekosten thans € 1.207,-- (hierna: sanctie 1).
2. CJIB-nummer: [nummer](met personenauto rijden door rood licht op 21 april 2014). Opgelegde sanctie: € 230,--, na verhogingen inclusief administratiekosten thans
€ 697,-- (hierna: sanctie 2).
3. CJIB-nummer: [nummer](met aanhangwagen/oplegger achter motorvoertuig met kenteken [[...]] rijden door rood licht op 26 mei 2014). Opgelegde sanctie: € 230,--, na verhogingen inclusief administratiekosten thans € 697,-- (hierna: sanctie 3).
(2.2) Bij brief van 25 mei 2015 heeft het CJIB ter zake van sanctie 1 en sanctie 2 een ‘kennisgeving buitengebruikstelling’ aan [appellant] gezonden op het adres [[...]] , het GBA-adres waar hij toen was ingeschreven. Hierin is melding gemaakt van de buitengebruikstelling van de op naam van mr. Vlaar staande personenauto met kenteken [[...]] ) (hierna: de auto) voor de duur van vier weken, zulks met ingang van 19 mei 2015. Na deze periode zal de auto, zo is verder aangekondigd, worden overgedragen aan de Dienst Domeinen, een ander onderdeel van de Staat. Gedurende voormelde periode van vier weken kan de auto blijkens de kennisgeving worden teruggekregen door de verschuldigde bedragen (administratieve sancties, administratiekosten en verhogingen), alsmede de kosten van overbrenging en bewaring bij de politie te voldoen. Na het verstrijken van voormelde periode van vier weken kan de auto tegen betaling van de kosten van overbrenging en bewaring worden teruggekregen. Daarnaast volgt uit voormelde kennisgeving dat indien [appellant] de auto na twaalf weken na aanvang van de buitengebruikstelling niet heeft afgehaald, hij geacht wordt zijn recht op de auto te hebben opgegeven, waarna de officier van justitie gerechtigd is de auto aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Omdat de auto op naam staat van mr. Vlaar heeft het CJIB voormelde kennisgeving bij brief van 22 mei 2015 eveneens aan mr. Vlaar gezonden.
Na het verstrijken van voormelde vier weken van buitengebruikstelling is de auto aan de Dienst der Domeinen (hierna: Domeinen) overgedragen. Inmiddels heeft mr. Vlaar de auto afgehaald tegen betaling van de kosten van overbrenging en bewaring.
(2.3) Bij brief van 8 juni 2015 heeft het CJIB ter zake van sanctie 3 een ‘kennisgeving buitengebruikstelling’ aan [appellant] gezonden op het adres [[...]] (het voormalige adres van [appellant] ). In deze kennisgeving is melding gemaakt van de buitengebruikstelling van de aanhangwagen met kenteken [[...]] (hierna: de aanhangwagen) voor de duur van vier weken, zulks met ingang van 19 mei 2015. Deze kennisgeving is voor het overige inhoudelijk gelijkluidend aan de op 25 mei 2015 aan [appellant] gezonden kennisgeving. Deze aanhangwagen is na vier weken overgebracht naar Domeinen en niet afgehaald.
(2.4) [appellant] heeft zich vervolgens tot de voorzieningenrechter gewend en gevorderd (wegens onrechtmatige overheidsdaad), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. opheffing van de buitengebruikstelling c.q. teruggave van de auto, zonder verplichting tot vergoeding van kosten;
II. teruggave van de aanhangwagen;
III. vergoeding van de als gevolg van de onrechtmatige buitengebruikstelling van de auto en de aanhangwagen ontstane schade;
IV. veroordeling van de Staat in de proceskosten.
(2.5) De voorzieningenrechter heeft het handelen van de Staat niet onrechtmatig geacht en de vorderingen afgewezen. Daartoe heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd en voor zover thans van belang, als volgt overwogen:
- De vordering om de buitengebruikstelling op te heffen is niet toewijsbaar, omdat de maximale periode van buitengebruikstelling van vier weken inmiddels is verstreken. De auto en aanhangwagen worden thans in het kader van retentierecht bewaard.
- [appellant] heeft de hem opgelegde sancties onbetaald gelaten. De Staat kwam op grond van de Wahv de bevoegdheid toe tot buitengebruikstelling van de voertuigen over te gaan.
- In beginsel mocht ervan worden uitgegaan dat [appellant] met zijn loodgietersbedrijf inkomsten genereerde, zodat niet op voorhand duidelijk was dat verhaal van de sancties illusoir was.
- [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij door de buitengebruikstelling niet langer een regeling met zijn schuldeisers kon treffen.
- Van paulianeus handelen van de Staat en de gestelde onzorgvuldige belangenafweging is geen sprake.
- De betreffende overtreding is wel met de aanhangwagen begaan.
- Het beslagverbod op beroepsgereedschap is niet aan de orde, nu van beslag op de voertuigen geen sprake is.
1). De buitengebruikstelling is nog niet echt geëindigd. De voertuigen worden immers slechts tegen betaling van alle kosten, inclusief sancties en verhogingen, teruggegeven. Zijn schade loopt ook door.
2) Er is sprake van betalingsonmacht.
3) Het beslagverbod op gereedschap van de arbeidsman is hier ook van toepassing.
4) De overtreding is niet met de aanhangwagen begaan, maar met een motorvoertuig. De aanhangwagen is geen gelijksoortig voertuig, zodat deze niet buitengebruik gesteld had mogen worden.
a) Opheffen/verbieden van de kennelijk doorlopende buitengebruikstelling en terugbetaling van betaalde kosten.
b) Teruggave van de aanhangwagen.
c) Vergoeding van de kosten wegens onrechtmatige buitengebruikstelling van de auto en aanhangwagen.
d) Veroordeling van de Staat in de kosten van beide instanties.
Beoordeling van de grieven
“(…) Tevens is in dit lid het retentierecht neergelegd: de kosten van de bewaring en van de daaraan voorafgegane overbrenging dienen te worden betaald, alvorens het voertuig aan de rechthebbende wordt teruggegeven. (…)”
metde aanhangwagen door rood licht is gereden. De aanhangwagen valt dus wel degelijk onder de reikwijdte van ‘het voertuig waarmee de verweten gedraging in de zin van artikel 28b Wahv heeft plaatsgevonden’.
Het hof stelt voorop dat de buitengebruikstelling van de auto en aanhangwagen berust op een wettelijke bevoegdheid, terwijl er geen aanwijzing is dat de buitengebruikstelling in dit geval niet volgens de toepasselijke regelgeving heeft plaatsgevonden. Daarmee is de rechtmatigheid ervan in beginsel gegeven. Anders dan [appellant] stelt is buitengebruikstelling niet gelijk te stellen met gijzeling, omdat in laatstbedoeld geval sprake is van de aanzienlijk verdergaande maatregel van vrijheidsbeneming. Weliswaar is aannemelijk geworden dat de schuldenlast van [appellant] penibel is en dat de voertuigen voor [appellant] van belang zijn voor de uitoefening van zijn loodgieterswerkzaamheden, maar dat bij voorbaat duidelijk was dat de met buitengebruikstelling beoogde stimulans om de sancties te voldoen ontbrak, is niet aannemelijk geworden. In dit verband wijst het hof er nog op dat [appellant] naar eigen zeggen in de betreffende periode wel een auto heeft kunnen huren en betalen.
Naar het hof begrijpt doelt [appellant] hiermee op het beslagverbod van artikel 447, aanhef en onder ten 2e Rv. Hierin wordt beslag verboden ‘op gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende’.
Het beroep van [appellant] op deze bepaling gaat niet op, aangezien noch de buitengebruikstelling van de voertuigen noch het retentierecht daarná is aan te merken als beslag in de zin van deze regeling. Dit volgt uit de wetssystematiek, die hiervoor is uitgelegd.
Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 24 juli 2015;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;