ECLI:NL:GHDHA:2015:3434

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.148.903/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder van een CV in het kader van een leningsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een commanditaire vennootschap (CV) in het kader van een leningsovereenkomst. Appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], hebben een lening van € 100.000 verstrekt aan Suntrap C.V., vertegenwoordigd door [geintimeerde sub 2]. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellanten tegen Suntrap toegewezen, maar de vorderingen tegen [geintimeerde sub 2] afgewezen. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing.

Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank niet in geschil zijn. De kern van het geschil betreft de vraag of [geintimeerde sub 2] als gevolmachtigde van Suntrap ook persoonlijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de lening. Appellanten stellen dat [geintimeerde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door een Duitse bankrekening te openen en gelden te onttrekken aan Suntrap, waardoor Suntrap niet aan haar verplichtingen kon voldoen. Het hof oordeelt echter dat appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd voor deze stelling.

Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [geintimeerde sub 2] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de terugbetaling van de lening. De grieven van appellanten worden verworpen en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.148.903/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/437454 / HA ZA 13-185

Arrest van 22 december 2015

inzake

[appellant sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , Russische Federatie,
[appellant sub 2] ,
wonende te [woonplaats] , Russische Federatie,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] ,
en afzonderlijk achtereenvolgens: [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ,
advocaat: mr. J.C. van Vliet te Utrecht,
tegen

Suntrap C.V.,

kantoor houdende te Moordrecht, en
[geintimeerde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: Suntrap c.s.,
en afzonderlijk achtereenvolgens: Suntrap en [geintimeerde sub 2] ,
advocaat: mr. J.A. Spicht te Amersfoort.

Het geding

Voor het verloop van de procedure tot 21 april 2015, verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest is aan [appellanten] de gelegenheid geboden ontbrekende betekeningsstukken over te leggen. [appellanten] heeft hierna een akte na tussenarrest tevens houdende akte overlegging productie, met productie genomen. Hierna heeft Suntrap c.s. het verstek gezuiverd en een memorie van antwoord genomen, waarin zij de grieven heeft bestreden.
Vervolgens heeft [appellanten] de stukken overgelegd en is arrest bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1
Suntrap richt zich op de groothandel, distributie en installatie van onder andere zonnepanelen. De beherend vennoot van Suntrap is de vennootschap naar Engels recht Bucketfield Ltd. In de registers van de Kamer van Koophandel is geregistreerd dat [geintimeerde sub 2] vanaf 2 februari 2011 volledig gevolmachtigd is Suntrap te vertegenwoordigen.
2.2
In een tweetal overeenkomst van 15 oktober 2011, ondertekend door [geintimeerde sub 2] als gevolmachtigde van Suntrap enerzijds en door respectievelijk [appellant sub 1] en [appellant sub 2] anderzijds, is onder andere opgenomen:
"Company «Suntrap» represented by Director General [geintimeerde sub 2] , hereinafter referred to as the «Borrower», acting under the Charter, on the one hand and( [appellant sub 1] respectievelijk Vayaykin, hof)
(…) acting as privat individual, hereinafter referred to as «Lender» on the other hand, have concluded an agreement on the following (…)
1. Subject of a contract:
1.1
Under this Agreement «Lender» shall transfer to the «Borrower» loan in the amount of 100,000 euro (one hundred thousand) euro, and the «Borrower» agrees to return the specified amount of the loan in time period specified in this Agreement (…)
1.3.
Specified in section 1.1. amount, provided to the «Borrower» for a period till October 20, 2012 (…)
1.5.
The above-mentioned loan to the «Borrower» shall be issued for the following purposes: business development and increase of working capital.
(…)
3.2.
In cases not covered by this Agreement, the liability is determined in accordance with the laws of the Netherlands.
(…)
7.8
All disputes and disagreements that may arise in connection with this Agreement shall be settled by negotiations between the parties. If disputes are not settled by negotiations between the parties, they shall be settled in court in accordance with the laws of the Netherlands."
2.3
Een bedrag van € 200.000,- is overgeboekt op de ING-rekening van Suntrap.
2.4
[appellant sub 1] heeft op 19 december 2012 ten laste van Suntrap conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V.
2.5
In eerste aanleg heeft [appellanten] hoofdelijke veroordeling van Suntrap c.s. gevorderd tot betaling van € 100.000,= aan [appellant sub 1] en van € 100.000,= aan [appellant sub 2] , vermeerderd met rente en kosten, inclusief de kosten van het gelegde beslag en nakosten.
2.6
De rechtbank heeft de vorderingen tegen Suntrap toegewezen, met veroordeling van Suntrap in de proceskosten, en de vorderingen tegen [geintimeerde sub 2] afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. Daartoe heeft de rechtbank samengevat het volgende overwogen. Tussen partijen staat vast dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ieder een leningsovereenkomst hebben gesloten met Suntrap, die daarbij werd vertegenwoordigd door [geintimeerde sub 2] . De geleende bedragen moeten op grond van de overeenkomst op 20 oktober 2012 worden terugbetaald. [geintimeerde sub 2] kan niet geacht worden de overeenkomsten ook voor zichzelf te zijn aangegaan. Er is geen grond aanwezig om te oordelen dat [geintimeerde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten] en op die grond gehouden is de geleende bedragen ten titel van schadevergoeding aan [appellanten] te voldoen.
2.7
[appellanten] heeft naar aanleiding van het bestreden vonnis beslag doen leggen op de Duitse Sparkasse rekening van Suntrap, maar zonder resultaat. Het onder ING gelegde beslag heeft geresulteerd in een betaling van € 15.868,97.
3.1
In hoger beroep vordert [appellanten] dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en de in eerste instantie ingestelde vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van Suntrap c.s. tot terugbetaling van hetgeen [appellanten] uit hoofde van het vonnis aan haar heeft voldaan, met veroordeling van Suntrap c.s. in de proceskosten.
3.2
Daar Suntrap c.s. inmiddels het verstek heeft gezuiverd, behoeft de in het tussenarrest opgeworpen vraag of de dagvaarding op correcte wijze aan [geintimeerde sub 2] is betekend geen verdere beantwoording.
3.3
Nu geen grieven zijn gericht tegen de veroordeling van Suntrap, dient het beroep voor zover gericht tegen Suntrap niet ontvankelijk te worden verklaard.
3.4
In dit hoger beroep strijden partijen over de vraag of [geintimeerde sub 2] als gevolmachtigde van Suntrap, in persoon (hoofdelijk, naast Suntrap, althans haar beherend vennoot) aansprakelijk is voor de terugbetaling van de aan Suntrap geleende geldsommen en wel op grond van onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De grieven I en II zijn gericht tegen de overwegingen die de rechtbank hebben gebracht tot dit oordeel. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5
[appellanten] stelt ter onderbouwing van het onrechtmatig handelen van [geintimeerde sub 2] allereerst dat Hess Besselaar als gevolmachtigde en beleidsbepaler van Suntrap een constructie heeft bedacht, waardoor bij de vennootschap het voor terugbetaling van [appellanten] benodigde bedrag niet voorhanden was. [geintimeerde sub 2] zou zonder medeweten van [appellanten] een Duitse Sparkasserekening hebben geopend, op welke rekening crediteuren betalingen hebben verricht, terwijl hij de inkoop van zonnepanelen via de ING-rekening van Sunptrap liet lopen. Tijdens de gesprekken over de afbetaling van de lening is het bestaan van die Duitse rekening nooit aan de orde geweest, er zou zogenaamd geen geld in de CV aanwezig zijn om de leningen terug te betalen. In dit verband wijst [appellanten] erop dat op de Duitse rekening door debiteuren niet slechts incidenteel maar voor grote bedragen betalingen zijn gedaan naar aanleiding van facturen waarop de rekening was vermeld, dat [geintimeerde sub 2] , die de spil binnen de onderneming was, als enige in staat was om over de rekening te beschikken, dat bij beslaglegging op de Sparkasse-rekening is gebleken dat daarop geen tegoed meer aanwezig was en dat [geintimeerde sub 2] uit het zicht van [appellanten] omzet heeft weggesluisd en daardoor voorzienbaar heeft bewerkstelligd dat het verhaalsactief werd verminderd zodat Suntrap aan haar terugbetalingsverplichtingen jegens [appellanten] niet kon voldoen. Subsidiair heeft [appellanten] zijn stelling dat [geintimeerde sub 2] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld erop gebaseerd dat [geintimeerde sub 2] bij het aangaan van de leningsovereenkomst wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat Suntrap de lening niet een jaar later zou kunnen terugbetalen
3.5
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellanten] onvoldoende feiten heeft gesteld waaruit volgt dat [geintimeerde sub 2] het geleende geld te eigen behoeve aan Suntrap heeft onttrokken. Vaststaat immers inmiddels dat de Duitse Sparkasserekening op naam van Suntrap stond en niet op naam van [geintimeerde sub 2] . Het bestaan van de Sparkasse-rekening bewijst dus niet dat [geintimeerde sub 2] geldt aan Suntrap heeft onttrokken. Dit geldt te meer nu [geintimeerde sub 2] ter comparitie in eerste aanleg een plausibele verklaring heeft gegeven voor het openen van een Duitse rekening, welke verklaring door [appellanten] niet is weersproken. Zelfs als juist zou zijn dat [geintimeerde sub 2] het bestaan van de Sparkasse-rekening niet heeft meegedeeld aan [appellanten] en op die rekening meer dan incidenteel betalingen zijn gedaan tot betaling van facturen waarop de rekening was vermeld, terwijl daarop geen geld meer aanwezig was toen [appellanten] beslag legde, volgt daaruit naar het oordeel van het hof niet dat gesproken moet worden van een heimelijke constructie om omzet uit het zicht van [appellanten] weg te sluizen en daarmee te bewerkstelligen dat het verhaalsactief van Suntrap verminderde en dat zij niet aan haar verplichtingen jegens [appellanten] kon voldoen. Niet valt immers in te zien dat de omstandigheid dat Suntrap betalingen ontving op de Sparkasse-rekening moest leiden tot vermindering van haar mogelijkheden om de verplichtingen jegens [appellanten] na te komen. Evenmin valt in te zien dat die omstandigheid moest leiden tot vermindering van de mogelijkheden van verhaal door schuldeisers, nog daargelaten dat [appellanten] niet heeft duidelijk gemaakt op grond waarvan [geintimeerde sub 2] aan [appellanten] mededeling had moeten doen van het bestaan van de Sparkasse-rekening.
3.6
Hetzelfde geldt voor de subsidiaire grondslag voor de gestelde onrechtmatigheid, te weten dat [geintimeerde sub 2] bij het aangaan van de leningen wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat Suntrap de leningen niet een jaar later kon terugbetalen. Enige concretisering waaruit kan worden afgeleid op grond waarvan [geintimeerde sub 2] dit zou hebben geweten of redelijkerwijs had moeten begrijpen ontbreekt. [geintimeerde sub 2] heeft dit bovendien gemotiveerd weersproken en heeft een aantal oorzaken aangevoerd voor de omstandigheid dat Suntrap niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen: teruglopende omzet als gevolg van de economische crisis, onduidelijk overheidsbeleid, verminderde subsidies, schade wegens een vervalste bankgarantie en niet-nakoming door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] van hun verplichting om klanten in Rusland te werven en hun klantenbestand binnen Rusland ter beschikking te stellen. Daaraan kan niet afdoen dat [geintimeerde sub 2] geen stukken heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer. Ingevolge de hoofdregel van 150 Rv rust de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het aan [geintimeerde sub 2] verweten onrechtmatig handelen immers op [appellanten] [geintimeerde sub 2] kan dus volstaan met een voldoende gemotiveerde betwisting van hetgeen [appellanten] daarover heeft gesteld.
3.7
Hetgeen [appellanten] heeft aangevoerd over andere entiteiten waarvan [geintimeerde sub 2] en zijn vriendin gebruik maken om te handelen in zonnepanelen, is evenmin voldoende om tot onrechtmatig handelen van [geintimeerde sub 2] te concluderen.
3.8
Bij gebreke van stellingen die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden leiden wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De eerste twee grieven falen.
3.9
Grief III houdt in dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat Suntrap geen verhaal meer zou bieden, terwijl hoofdelijke veroordeling van Suntrap en [geintimeerde sub 2] was gevorderd. Naar de mening van [appellanten] was te voorzien dat [geintimeerde sub 2] na ontvangst van het vonnis, of reeds nadat was gebleken dat de Sparkasse-rekening op naam van Suntrap stond, zou voorkomen dat op deze Duitse rekening enig tegoed zou staan. Daarom had de rechtbank de uitspraak dienen aan te houden en aan [geintimeerde sub 2] de bewijslast dienen op te leggen omtrent de financiële stromingen rondom de onderneming en haar bankrekeningen.
3.1
Grief III faalt reeds omdat in hoger beroep de vraag voorligt of de vorderingen kunnen worden toegewezen en niet de vraag of de rechtbank in eerste aanleg fouten heeft gemaakt. Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot grief I en grief II is overwogen, volgt dat de tegen [geintimeerde sub 2] ingestelde vordering niet kan worden toegewezen. Ten overvloede overweegt het hof dat nu de bewijslast ten aanzien van het gestelde onrechtmatig handelen rust op [appellanten] en niet op [geintimeerde sub 2] , er voor de rechtbank geen grond bestond voor het aanhouden van de uitspraak.
3.11
De slotsom is dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis voor zover betrekking hebbende op [geintimeerde sub 2] dient te worden bekrachtigd. [appellanten] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd. De gevorderde terugbetaling van hetgeen reeds is voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis dient te worden afgewezen.

Beslissing

Het hof
- verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk voor zover betrekking hebbende op het vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel van 18 december 2013 gewezen tussen [appellanten] en Suntrap;
- bekrachtigt het tussen [appellanten] en [geintimeerde sub 2] gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel van 18 december 2013;
- veroordeelt [appellant sub 1] c.s in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Suntrap c.s. tot op heden begroot op € 308,-- aan griffierecht en € 3.263,-- aan salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, R.S. van Coevorden en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015 in aanwezigheid van de griffier.