In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar van belanghebbende tegen een dwangbevel en belastingaanslagen. De belanghebbende, [X] te [Z], had bezwaar gemaakt tegen de kosten van betekening die door de Ontvanger, de directeur van het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, in rekening waren gebracht. De Ontvanger had het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Den Haag had deze beslissing bevestigd, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, in weken mag worden uitgedrukt. Dit staat niet in de weg aan eerlijk en onbelemmerd handelsverkeer in de Europese Unie. De belanghebbende had zijn bezwaarschrift te laat ingediend, namelijk op 11 oktober 2013, terwijl de termijn op 7 oktober 2013 was geëindigd. Het Hof verwierp de argumenten van belanghebbende dat de termijn in strijd was met Europese richtlijnen en dat hij niet in verzuim was.
De rechtbank had terecht geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien belanghebbende geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij in verzuim was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.