Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 28 juli 2015
[appellante],
[geïntimeerde 1],
advocaat: mr. D.M. Uithol te Rotterdam.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een geschil tussen twee buren over de mandelige muur en de hemelwaterafvoer. De appellanten, [appellante] c.s., hadden een dakopbouw gerealiseerd en voerden water af naar het dak van de woning van de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] c.s. In een eerder tussenarrest van 10 maart 2015 was de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen aan te passen. De geïntimeerden stelden dat de appellanten zonder toestemming over de mandelige muur hadden gebouwd, terwijl de appellanten betwistten dat zij de regels van het Burgerlijk Wetboek over de mandelige muur hadden overtreden.
Het hof oordeelde dat de wijziging van de eis van de geïntimeerden niet kon worden toegewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. Het hof concludeerde dat de appellanten recht hadden om tot de helft van de mandelige muur te bouwen en dat er geen bewijs was dat zij deze grens hadden overschreden. De vorderingen van de geïntimeerden op dit punt werden afgewezen.
Echter, het hof oordeelde dat de appellanten wel een tweede hemelwaterafvoer hadden geplaatst zonder de juiste toestemming, wat niet geoorloofd was. De vordering van de geïntimeerden om deze tweede afvoer te verwijderen werd toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor zover het de aanpassing van de opbouw betrof en compenseerde de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.