In deze zaak gaat het om de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, specifiek een woning en een watertoren, door de Heffingsambtenaar van de gemeente Cromstrijen. De belanghebbende, eigenaar van het object, is van mening dat de vastgestelde waarde van € 441.000 te hoog is. De Heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld op basis van een taxatierapport van een Registermakelaar-Taxateur, waarin vergelijkingsobjecten zijn gebruikt. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 14 januari 2015 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, omdat de waarde van de woning niet op een juiste manier is vastgesteld. Het Hof concludeert dat de waarde van de woning schattenderwijs op € 400.000 moet worden vastgesteld, rekening houdend met de relevante feiten en de correcties die zijn aangebracht op de kaveloppervlakte en de ligging van de woning. De uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar zijn vernietigd, en de beschikking is gewijzigd.
De belanghebbende had verzocht om een lagere waarde van € 250.000, maar het Hof oordeelt dat deze waardebepaling niet voldoet aan de eisen van de Wet WOZ. De Heffingsambtenaar moet de door de belanghebbende betaalde griffierechten vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.