ECLI:NL:GHDHA:2015:3300

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
22-000838-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in levensdelict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2012. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van het opzettelijk en met voorbedachten rade beroven van het leven van een persoon genaamd [slachtoffer] op 2 augustus 2008 te Rotterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte, zoals die op basis van wettige bewijsmiddelen konden worden vastgesteld, niet konden worden aangemerkt als gericht op het levensdelict. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had op het levensdelict, ondanks de vorderingen van de advocaten-generaal die een gevangenisstraf van zes jaren hadden geëist. Het hof heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen en de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij het hof de argumenten van de verdediging en de vordering van het Openbaar Ministerie heeft overwogen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000838-12
Parketnummer: 10-660228-08
Datum uitspraak: 30 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
4 maart 2014, 28 mei 2014 en 16 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Daarbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de ouderdom van het feit. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de gevangenneming van de verdachte wordt bevolen.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met één of meer ander(en) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg en/of bezinning, met een vuurwapen één of meermalen op/in het lichaam van die [slachtoffer]heeft geschoten en/of in de richting van die [slachtoffer]heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met één of meer ander(en) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen één of meermalen op/in het lichaam van die [slachtoffer]heeft geschoten en/of in de richting van die [slachtoffer]heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 2 augustus 2008 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk en/of met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg en/of bezinning, met een vuurwapen één of meermalen op/in het lichaam van die [slachtoffer]heeft/hebben geschoten en/of in de richting van die [slachtoffer]heeft/hebben geschoten, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid,
bij het plegen van welk voorgenomen misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 29 juli 2008 tot en met 2 augustus 2008 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Hoeven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- een auto - Toyota Corolla gekentekend [kenteken 1] - voorhanden te hebben en/of
- in die auto te posten, althans aanwezig te zijn, in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] in de voornoemde auto te volgen toen die [slachtoffer]naar de Albert Heijn gelegen aan de Oude Dijk te Rotterdam reed en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn bevindingen met betrekking tot het gaan en staan van die [slachtoffer] telefonisch te melden aan een persoon gebruik makend van een telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] en/of
- een telefoontoestel met IMEI nummer [IMEI nummer] en/of een telefoonkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 2] voorhanden te hebben;
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2008 tot en met 02 augustus 2008 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Hoeven en/of elders in Nederland ter voorbereiding van het te plegen misdrijf de moord en/of doodslag op [slachtoffer], opzettelijk
- een auto - Toyota Corolla gekentekend [kenteken 1] - en/of
- een telefoontoestel met IMEI nummer [IMEI nummer] en/of een telefoonkaart met telefoonnummer
[telefoonnummer 2]
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 16 november 2015 – overeenkomstig de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnotities – betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, nu sprake is van een opeenstapeling van vormverzuimen waardoor, op verschillende manieren, ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er aan de feitelijke uitvoering van het opsporingsonderzoek vele technische en inhoudelijke gebreken kleven. Voorts dient de evidente schending van de redelijke termijn bij het oordeel omtrent de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te worden betrokken.
Het hof stelt vast dat de raadsman ter zake niet heeft aangevoerd welke belangen van de verdachte volgens hem in het geding zouden zijn. Evenmin is daarbij aangevoerd in hoeverre de verdachte door de eventuele verzuimen in zijn verdediging is geschaad.
De raadsman heeft naar het oordeel van het hof het verweer onvoldoende met redenen omkleed.
Nu bovendien naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de conclusie rechtvaardigen dat in de opsporing daadwerkelijk onrechtmatig is gehandeld, wordt het verweer verworpen.
Dat de redelijke termijn, zoals door de raadsman gesteld, daarbij is overschreden, maakt vorenstaande niet anders nu aan een dergelijke schending naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op zichzelf nimmer het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt verbonden.
Het hof acht het Openbaar Ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
Aan zijn betoog met betrekking tot de vormverzuimen heeft de raadsman subsidiair (telkens) bewijsuitsluiting verbonden. Gelet op de hierna te nemen beslissing van het hof zullen deze verweren van de verdediging buiten bespreking worden gelaten.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 16 november 2015 het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het horen van de verdachte en niet nader gespecificeerde getuigen. Hij legt aan dit verzoek ten grondslag dat het openbaar ministerie in zijn requisitoir de schriftelijke verklaring van de verdachte, zoals gehecht aan het proces-verbaal van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2009, met daarin opgenomen de reden van zijn aanwezigheid in Rotterdam op de dag van het ten laste gelegde, namelijk het uitzetten van een (speur)tocht, blijkbaar ongeloofwaardig acht. Indien het hof het standpunt van het openbaar ministerie deelt, dan kan door het horen van - niet nader genoemde - getuigen de juistheid van deze verklaring blijken.
Dit weinig concreet en niet nader onderbouwde verzoek tot het horen van getuigen wordt, gelet op de hierna te nemen beslissing van het hof, afgewezen nu naar het oordeel van het hof het horen van getuigen in deze niet noodzakelijk is.
Vrijspraak
De advocaten-generaal hebben op de gronden zoals vermeld in het door hen overgelegde en in het procesdossier gevoegde schriftelijke requisitoir aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven voor zover thans van belang – dat bewezenverklaring van het aan de verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] ten laste gelegde dient te volgen op grond van de volgende op grond van wettige bewijsmiddelen vast te stellen feiten en omstandigheden:
  • Binnen de Orde der Transformanten is het denkbeeld ontstaan dat het slachtoffer [slachtoffer] bezig was met een haatcampagne tegen de orde.
  • Daarover heeft medio 2007 een gesprek plaats gevonden waaraan onder andere de verdachten [verdachte] en [medeverdachte]hebben deelgenomen.
  • Op 23 juni 2008 heeft een zich als agent vermomd persoon aangebeld bij de woning van [slachtoffer].
  • Op 25 juni 2008 heeft [medeverdachte] een peilbaken aangeschaft en later onder een van de auto’s van [slachtoffer] geplaatst om de bewegingen van [slachtoffer] na te kunnen gaan.
  • Eind juli 2008 heeft [medeverdachte] samen met een mede-orde lid geprobeerd een scooter te kopen. De verkoop ging niet door toen de verkoper er niet mee akkoord ging dat de scooter door de koper zou worden meegenomen en pas later op naam van de koper zou worden gezet.
  • Op 2 augustus 2008 heeft [verdachte] in zijn rode personenauto (Toyota Corolla gekentekend [kenteken 1]) in de [straat] te Rotterdam geparkeerd gestaan en is [slachtoffer] gevolgd naar en van een parkeerterrein aan de Oude Dijk.
  • [verdachte] heeft in de tussentijd meermalen telefonisch contact gehad met een telefoon die zich toen in de nabijheid van het bedrijf van [medeverdachte] bevond.
  • In de omgeving van de plaats delict is een groene personenauto gezien die op naam van een ander lid van de Orde der Transformanten stond.
  • [verdachte] heeft met de inzittende van die auto gegeten nadat [slachtoffer] was beschoten.
  • [medeverdachte] heeft met zijn bus (Citroën Jumpy gekentekend [kenteken 2]) de schutter vlakbij de woning van [slachtoffer] gebracht.
  • De schutter heeft het vuur op [slachtoffer] geopend.
  • Tijdens de schietpartij heeft [medeverdachte] met zijn telefoon een open verbinding gehouden met een ander.
  • De schutter is in de richting van de bus gerend, is ingestapt en [medeverdachte] is in de bus weggereden met piepende banden.
  • De bus is vervolgens gezien op een verkeerscamera vlakbij het bedrijf van [medeverdachte].
  • Na de aanslag zijn alle telefoons, die rond de aanslag zijn gebruikt, uit de lucht gegaan en zijn die toestellen voorzien van simkaarten met andere telefoonnummers.
  • Op 2 augustus 2008 is [medeverdachte] nog naar Duitsland gereden.
  • Op 4 augustus 2008 is de bus professioneel gereinigd, van een nieuwe voormat en vier nieuwe banden voorzien. Dat is niet gebeurd in de garage waar de bus in onderhoud was.
Bij de beoordeling van het door de advocaten-generaal ingenomen standpunt overweegt het hof allereerst dat anders dan de advocaten-generaal kennelijk menen, naar het oordeel van het hof uit de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen in ieder geval niet kan worden vastgesteld dat het [medeverdachte] is geweest die de schutter in zijn bus naar en van de plaats van het delict heeft vervoerd op 2 augustus 2008 in Rotterdam.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de verdachte die op grond van wettige bewijsmiddelen kunnen worden vastgesteld, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderlinge samenhang bezien, niet worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op het levensdelict dat hem onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd, dat op grond daarvan de conclusie gerechtvaardigd zou zijn dat het opzet van de verdachte daarop ook daadwerkelijk was gericht.
Hoewel het hof met de advocaten-generaal van oordeel is dat de verdachte voor het overige geen aannemelijke en redengevende verklaring heeft afgelegd, is dat enkele feit onvoldoende om tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring van het hem ten laste gelegde te concluderen.
Naar het oordeel van het hof behoort op grond van het bovenstaande de verdachte van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, wordt de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en is namens hem een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 66.123,89.
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de immateriële schade tot een bedrag van € 30.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor zover de vordering ziet op de materiële schade.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming van de verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. P. Melis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 november 2015.