ECLI:NL:GHDHA:2015:3234

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
22-002636-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door twee of meer verenigde personen met niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1994 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was samen met een ander schuldig aan winkeldiefstal. De tenlastelegging omvatte onder andere het openlijk plegen van geweld tegen goederen, specifiek het inslaan van een winkelruit, en het wegnemen van zes blikjes bier uit een winkel. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit had begaan en legde een taakstraf op van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, opnieuw in de fout was gegaan en dat winkeldiefstal aanzienlijke schade en overlast voor het betrokken winkelbedrijf met zich meebrengt. De straf werd gemotiveerd op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn jeugdige leeftijd. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002636-15
Parketnummers: 10-080959-15 en 10-041675-15
Datum uitspraak: 19 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1994,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij voornoemde parketnummers en achtereenvolgens door het hof doorlopend genummerd ten laste gelegd dat:
1. parketnummer 10-080957-15):
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikjes bier (merk het kanon) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf], vestiging [locatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. ( parketnummer (10-041675-15)
hij, op of omstreeks 2 maart 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de Wielewaalstraat 24, heeft weggenomen blikjes (merk: Red Bull) en/of een flesje drinken (merk: Mogu Mogu), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 2 maart 2015 te Rotterdam, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een (winkel)ruit, welk geweld bestond uit het inslaan en/of het ingooien van voornoemde (winkel)ruit, waarbij hij, verdachte, opzettelijk ruiten heeft vernield.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks25 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zes blikjes bier (merk het kanon)in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [winkelbedrijf], vestiging [locatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde nu de verdachte en diens mededader niet het oogmerk hadden om de blikjes bier zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van politie en het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte met diens mededader [naam medeverdachte] de winkel van [winkelbedrijf] ingegaan zonder boodschappenkarretje of boodschappenmandje en zijn zij naar de bierafdeling gelopen, waar [medeverdachte] zes blikjes bier in de rugtas van de verdachte heeft gedaan. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte] langs de kassa gelopen zonder de blikjes bier af te rekenen, waarna zij door een medewerker van de [winkelbedrijf] zijn aangehouden. Volgens de verklaring van de verdachte wilden zij de blikjes bier alsnog afrekenen bij de servicebalie, die is gelegen voorbij de kassa’s.
Naar het oordeel van het hof dient, gelet op het voorgaande, het er voor gehouden te worden dat de verdachte en [medeverdachte] de [winkelbedrijf] zijn ingegaan om blikjes bier weg te nemen. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat zij de goederen alsnog wilden afrekenen bij de servicebalie onaannemelijk, nu de blikjes bier zich in de rugtas van [medeverdachte] bevonden, derhalve uit het zicht en de beschikkingsmacht van aangever, en hij samen met [medeverdachte] de kassa is gepasseerd en voorts evenmin tegen de kassière hebben gezegd dat zij de blikjes bier alsnog bij de servicebalie zouden betalen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal veroorzaakt schade aan het betrokken winkelbedrijf met alle daarmee samenhangende overlast.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte, als minderjarige, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige misdrijven, tot een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie; ten tijde van het onderhavige feit liep de proeftijd nog. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Blijkens het uittreksel is de verdachte na het onderhavige feit onherroepelijk veroordeeld tot 5 maanden gevangenisstraf.
Het hof is - alles overwegende, met name gelet op de beperkte ernst van het feit, de toen en nu nog jeugdige leeftijd van de verdachte (20 jaar) en genoemde latere veroordeling - van oordeel dat het onderhavige feit met een onvoorwaardelijke taakstraf, van na te melden duur, kan worden afgedaan..
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. A.J.M. Kaptein en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 november 2015.
Mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.