ECLI:NL:GHDHA:2015:3198
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Ouders met kinderen naar buitenland in weerwil van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
In deze zaak hebben appellanten, de vader en de moeder, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. Dit vonnis, gewezen op 2 februari 2015, betrof een geschil over de uithuisplaatsing van hun kinderen en de ondertoezichtstelling. De ouders waren in februari 2015 in hoger beroep gekomen, maar de situatie was inmiddels veranderd: de ouders woonden weer in Nederland en hun kinderen waren sinds 13 maart 2015 weer thuis. Hierdoor ontbrak het spoedeisend belang bij de vordering tot intrekking van de internationale opsporingsverzoeken. Het hof oordeelde dat de vorderingen van appellanten, waaronder de opschorting van de vervolging en de verstrekking van een volledig schaduwdossier, niet ontvankelijk waren. De vordering tot opschorting van de vervolging was voorbehouden aan de strafrechter, en de vordering tot afgifte van stukken uit het strafdossier was onvoldoende bepaald. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van appellanten af. Appellanten werden veroordeeld in de proceskosten.