Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.EBM Vastgoed B.V.,
1.[geïntimeerde A],
1.EBM Vastgoed B.V.,
2. [appellant sub 2].,
“Onderneming”) is onder meer het volgende bepaald:
alle Projecten worden exclusief aangeboden aan [appellant sub 2] (voorzien van een memorandum en alle benodigde stukken om [appellant sub 2] in staat te stellen om een goede en snelle beslissing mogelijk te maken, waaronder een haalbaarheidsstudie met cashflowoverzichten), waar [appellant sub 2] het recht heeft:(i) de gronden en/of de objecten van de aangeboden Projecten te verkrijgen, indien mogelijk (“Optie I”);(ii) deel te nemen in de aangeboden Projecten en deze alsdan te financieren door [appellant sub 2] of daaraan Gelieerde Partijen (“Optie II”); danwel(iii) niet deel te nemen in de aangeboden Projecten (“Optie III”).
indien sprake is van Optie II of Optie III zal het betreffende Project door de Vennootschap in een nieuwe besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid worden ondergebracht (de “Project-BV”);
indien sprake is van Optie II, zal [appellant sub 2] 50% van de uitstaande en geplaatste aandelen in de relevante Project-BV verkrijgen en zal de Vennootschap de overige 50% van de uitstaande en geplaatste aandelen in de relevante Project-BV verkrijgen (en zal daarmee ieder van [appellant sub 2] en de Vennootschap voor 50% deelnemen in het project); en
[…]
“Begroting uitgaven EBM Vastgoed 2008”zijn ter zake van
“Managementkosten”voor [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] bedragen van elk € 125.000,-- vermeld.
en alsnog deze vorderingen toe te wijzen, met een proceskostenveroordeling in beide instanties.
bepaalde werkzaamheden” gaan verrichten. Voor deze werkzaamheden zijn in 2009 en 2010 door [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] facturen aan EBM gestuurd die deze op voorschotbasis heeft betaald. Dat neemt niet weg dat er geen juridische grondslag is op grond waarvan zij gehouden is de facturen van [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] te voldoen, aldus nog steeds EBM.
“het verwerven van projecten in woning en/of utiliteitsbouw in binnen en/of buitenland”(art. 3.1 aanhef van de Raamovereenkomst) en, in het geval van Optie II: (ii) het managen van dergelijke projecten (art. 3.3 van de Raamovereenkomst).
“Begroting uitgaven EBM Vastgoed 2008”is expliciet voorzien in een budget voor
“Managementkosten”ter zake van de werkzaamheden van [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B]. In de jaarstukken 2008 en 2009 is ten aanzien van deze werkzaamheden opgenomen
“nog te factureren”, hetgeen betekent dat dit omzet vormde voor EBM en deze werkzaamheden nog (deels) moe(s)ten worden doorbelast aan de project-bv’s.
“Managementkosten”voor het jaar 2008. Onvoldoende gemotiveerd betwist is dat dit budget elk jaar is blijven gelden nu er nimmer een nieuw budget voor EBM is vastgesteld (art. 3.5 van de Raamovereenkomst), zodat het hof van de juistheid van deze stelling uit zal gaan. Daarbij komt nog dat, als gezegd, de facturen in de periode van januari 2009 tot september 2010 steeds zonder protest of bezwaar door EBM zijn betaald.
“de huidige stellingname”van [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B]
“voorbij al het redelijke is”een beroep doet op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6: 248 lid 2 BW) gaat het hof daaraan voorbij. Het feit dat er geen enkel positief resultaat uit de project-bv’s is behaald en – zo al juist; dit is betwist – dat ook niet te verwachten is, is gezien de hoge drempel die geldt voor de aanvaarding van een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van onvoldoende gewicht om [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] hun recht op voldoening van de tegenprestatie voor de verrichte werkzaamheden te ontzeggen.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van
- veroordeelt EBM in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] tot op heden begroot op € 2.480,50 aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van
- veroordeelt EBM en [appellant sub 2] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde A] en [geïntimeerde B] tot op heden begroot op € 2.480,50 aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.