3.4.Belanghebbende heeft in hoger beroep een taxatierapport, gedagtekend 21 juli 2015 en naar waardepeildatum 1 januari 2013, overgelegd waarin de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak is vastgesteld op € 507.000. Het taxatierapport is opgemaakt door [H] , Register Taxateur onroerende zaken (hierna: de taxateur van belanghebbende). In het taxatierapport is onder meer het volgende vermeld.
“
Analyse bruto huurwaarde:
Pand staat leeg sinds eind 2014. Huidige vraaghuurprijs is € 65.000,- per jaar. [Geïndexeerd] naar waardepeildatum en rekening houdend met onderhandelingsruimte gaat de taxateur uit van € 62.000 per jaar.
Deel omschrijving
Toelichting
Bouwlaag
Bouw-jaar
Opper-vlakte
Huurprijs / m²
Huurwaarde
Kantoor
0 / BG
1894
169
€ 110
€ 18.590
Kantoor
1
1894
167
€ 110
€ 18.370
Kantoor
2
1894
152
€ 90
€ 13.680
Kantoor
3 / schuine kap
1894
144
€ 70
€ 10.080
Archief
4 / Zolder
1894
10
€ 30
€ 300
Opslag
Kelder
1894
32
€ 30
€ 960
Totalen:
674
100%
€ 61.980
Analyse exploitatielasten: § 3.3 taxatiewijzer VNG
Exploitatie conform taxatiewijzer VNG
Leegstandrisico
10,00 % bruto jaarhuur
€
6.198 (par. 3.3.4. taxatiewijzer VNG)
Beheerskosten
2,00 % bruto jaarhuur
€
1.240 (par. 3.3.3. taxatiewijzer VNG)
Onderhoudskosten algemeen
€
7,70 per m² BVO
€
5.190 (par. 3.3.1. taxatiewijzer VNG)
Onderhoudskosten lift
€
1,00 1 stuk
€
2.670 (par. 3.3.1. taxatiewijzer VNG)
Vaste Lasten conform [werkelijke kosten]
Verzekeringskosten
€
4,80 per m² BVO
€
3.235
werkelijke kosten
(§ 3.3.2. taxatiewijzer VNG)
Belastingen (OZBE)
zie aanslagbiljet
werkelijke kosten
(§ 3.3.2. taxatiewijzer VNG)
Waterschapslasten
zie aanslagbiljet
werkelijke kosten
(§ 3.3.2. taxatiewijzer VNG)
Rioolrecht eigenaar
zie aanslagbiljet
werkelijke kosten
(§ 3.3.2. taxatiewijzer VNG)
Totaal exploitatiekosten: 29,9 % € 18.533
Netto huuropbrengst: 70,1 % € 43.447
Basis rendement
1,60 % (§ 3.3.1)
Netto huurwaarde
€ 43.447
Opslag risico
6,40 % (§ 3.3.2 bandbreedte zie taxatiewijzer)
Netto waarde (netto huur x netto factor)
€ 543.093
Netto Yield
8,00 %
Netto factor (1 / yield)
12,50
Netto waarde:
€ 543.093
Correctie kosten:
€ 35.814
Bruto waarde:
€ 507.279
Kapitalisatiefactor (bruto waarde / bruto huur)
8,18
4. De rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder.
“2. De beroepsgrond, dat verweerder de WOZ-waarde van € 739.000,- niet aannemelijk heeft gemaakt, faalt. Op verweerder rust de plicht aannemelijk te maken dat de waarde niet hoger is dan de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de betreffende onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde zou zijn betaald. In beginsel moet verweerder dit aannemelijk maken aan de hand van verkoopprijzen van de best vergelijkbare objecten, waarvan de verkoopprijzen zijn gerealiseerd zo dicht mogelijk rond de waardepeildatum (1 januari 2012). Verder brengen het doel en de strekking van de Wet WOZ met zich dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald voor elk tijdvak opnieuw. Iedere waardebepaling voor een belastingjaar staat dus op zichzelf en dus los van waarden van andere jaren. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt – voor zover hier van belang – de waarde voor niet-woningen bepaald door middel van huurwaardekapitalisatie (hwk), door middel van een methode van vergelijking, dan wel door middel van een discounted-cash-flow methode.
Aan de hand van het taxatierapport van [A] 21 januari 2014, waarin de taxateur met gebruikmaking van de hwk-methode concludeert tot een waarde van € 739.000,-, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.
Eiseres onderbouwt de door haar bepleite waarde met een door haar in geding gebracht taxatierapport van [I] Taxaties van 16 februari 2012. Uit dit taxatierapport volgt een waarde in het economisch verkeerde van € 775.000,- per waardepeildatum 1 januari 2011.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de WOZ-waarde van het kantoorgebouw met dit taxatierapport niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit het rapport van de taxateur volgt dat de hij in zijn rapport uit gaat van de waardepeildatum 1 januari 2011 terwijl in deze zaak de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2013 (waardepeildatum 1 januari 2012) wordt bestreden. Ook stelt de taxateur dat – kort samengevat – de verkoopwaarde middels vergelijkingshuren is gekapitaliseerd. Uit het rapport blijkt echter niet met welke objecten is vergeleken. De stelling van eiseres in het bezwaarschrift van 7 februari 2013, dat de huidige waarde thans rond de € 695.000,- zal liggen en nog verder zal zakken, maakt dit niet anders. In geschil is immers de WOZ-waarde per 1 januari 2012.
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het feit dat er asbest is verwijderd en dat de kosten van verwijdering ongeveer € 10.000,- bedragen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er, in verband met de relatieve onderwaardering van het kantoorgebouw ten opzichte van de vergelijkingsobjecten, geen aanleiding bestaat om de vastgestelde WOZ-waarde met € 10.000,- te verlagen. De rechtbank is van oordeel, dat verweerder de WOZ-waarde van [€ 739.000,-], mede gelet op het vorenstaande, voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
3. De beroepsgrond, dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd het in opdracht van eiseres in bezwaar uitgebrachte taxatierapport te vergoeden, treft evenmin doel.
In artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende en voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Dit verzoek dient, op grond van het derde lid van dit artikel, te worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Van een dergelijk verzoek is de rechtbank niet gebleken.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”
Geschil, standpunten en conclusies