ECLI:NL:GHDHA:2015:2969

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
22-000685-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van dwingen tot seksuele handelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 2000 in Angola, was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 133 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uren. De zaak betreft de beschuldiging dat de verdachte op 16 maart 2014 in Alphen aan den Rijn de benadeelde partij heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er te veel twijfel bestond over de feitelijke toedracht van de zaak. De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst, waaruit bleek dat de benadeelde partij mogelijk andere beweegredenen had voor haar handelen. Het hof heeft ook gekeken naar de gedragingen van de benadeelde partij, waaronder het wissen van relevante WhatsApp-gesprekken.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is vrijgesproken. Het hof heeft ook beslist dat de in beslag genomen telefoons onttrokken worden aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000685-15
Parketnummer(s): 09-777087-14
Datum uitspraak: 29 september 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Angola) op [geboortejaar] 2000,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 133 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering gedurende de proeftijd, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, met de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, alsmede omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ook is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2014 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 2000) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [benadeelde partij] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn penis in de vagina en/of anus en/of de mond van die [benadeelde partij] duwde(n)/bracht(en),
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
tegen die [benadeelde partij] heeft/hebben gezegd dat hij/zij (naakt)foto's van haar op het internet zou(den) zetten of (naakt)foto's van haar in de buurt zou(den) ophangen met haar naam en telefoonnummer erbij als zij geen seks met hem/hun wilde hebben en/of als ze hem/hun niet zou pijpen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
mede door hun overwicht in aantal (aldus) voor die [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de op te leggen straf, met dien verstande dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 133 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering voor de duur van een jaar, alsmede tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte en zijn medeverdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat zij aangeefster hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen op 16 maart 2014 door via de WhatsApp te dreigen met het plaatsen van naaktfoto’s van aangeefster op het internet en deze foto’s onder vermelding van haar naam en adres in de buurt van haar woning te verspreiden.
Door de verdediging is gemotiveerd een alternatief scenario geschetst dat er in de kern op neerkomt dat er geen sprake van is geweest dat aangeefster slechts door dwang is gekomen tot het verrichten of tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Gelet op het gehele complex van feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat, gelet ook op een aantal door de verdediging gesignaleerde tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in dit dossier en de daaruit voortvloeiende vraagtekens omtrent de precieze feitelijke toedracht in deze aangelegenheid, niet met zekerheid valt uit te sluiten dat aangeefster mogelijk andere beweegredenen heeft gehad voor het hebben van seksueel contact met de verdachte en de medeverdachte dan in haar aangifte wordt gesteld. Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op gegevens als dat aangeefster de medeverdachte leuk vond en dat zij op 15 maart 2014 in een seksueel getint gesprek via WhatsApp over en weer naaktfoto’s naar elkaar hebben gestuurd. Daarnaast is aan de naaktfoto waarmee de verdachte heeft gedreigd - welke naaktfoto hij had ontvangen van een vriend van hem, die ook een ex vriendje van aangeefster blijkt te zijn – niet te zien dat dit een foto van aangeefster betrof. Ook is gebleken dat aangeefster eerder soortgelijke naaktfoto’s van zichzelf op internet heeft geplaatst. Verder acht het hof het niet onaannemelijk - zoals door de verdediging gesteld - dat aangeefster zich tijdens de ontmoeting met de verdachte en de medeverdachte niet alleen bereidwillig lijkt te hebben getoond (door hen te ontmoeten en met hen mee te gaan naar de bosjes) om seks met hen te hebben, maar ook bepaalde seksuele handelingen (tongzoenen, openritsen van de broek van de medeverdachte en betasten van diens geslachtsdeel) lijkt te hebben geïnitieerd. Tot slot heeft zij de WhatsApp-gesprekken die zij op 15 en 16 maart 2014 met de verdachte en de medeverdachte heeft gevoerd uit haar telefoon gewist.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat het hof niet ten volle de overtuiging heeft bekomen dat aangeefster zich daadwerkelijk gedwongen voelde tot het hebben van seks met de verdachte en de medeverdachte. Bij het hof bestaat hieromtrent te veel twijfel, zodat op het hof – ondanks dat het ten laste gelegde wel wettig kan worden bewezen - de verplichting rust om de verdachte en de medeverdachte vrij te spreken van het aan hen ten laste gelegde.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.750,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 2.750,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en derhalve tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die bij gelegenheid van het onderzoek naar het aan verdachte ten laste gelegde zijn aangetroffen, aan verdachte toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Telefoontoestel Kl: zwart BLACKBERRY en 1.00 STK Telefoontoestel Kl: grijs Samsung.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. R.C.A. Duindam en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2015.
mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest te ondertekenen.