Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
arrest in kort geding d.d. 27 oktober 2015
wonende te [woonplaats] ,
26. [appellant 26],
wonende te [woonplaats] ,
41. [appellant 41],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep appellanten tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, dat op 22 december 2014 is gewezen. De appellanten, die gezamenlijk optreden, hebben in hun hoger beroep drie grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. De kern van het geschil betreft de vraag of Dexia Nederland B.V. hen in rechte mag betrekken, dan wel of Dexia moet worden bevolen om mee te werken aan de aanhouding van reeds aanhangige zaken in afwachting van uitspraken van de Hoge Raad. De voorzieningenrechter had de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen ertoe heeft aangezet om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 15 september 2015 hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellanten hebben betoogd dat Dexia misbruik van recht maakt door hen in rechte te betrekken, vooral gezien de onduidelijkheid over de rechtsvragen die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang bestaat en dat de grieven van de appellanten gezamenlijk kunnen worden behandeld. Het hof heeft overwogen dat het recht op vrije toegang tot de rechter slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden beperkt en dat er onvoldoende bewijs is dat Dexia misbruik van recht maakt.
Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van Dexia om duidelijkheid te verkrijgen over haar verplichtingen aan de appellanten zwaarder wegen dan de kosten en onzekerheden die de appellanten ervaren. De grieven van de appellanten zijn afgewezen en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 3.393,-.