Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 19 mei 2015
[verzoeker],
de griffier van het Gerechtshof te Den Haag,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
.
€ 12.500,-- hetzelfde griffierecht is verschuldigd als voor vorderingen van onbepaalde waarde, volgt hieruit dat bij een combinatie van (een) geldvordering(en) en (een) vordering(en) van onbepaalde waarde, steeds kan worden aangeknoopt bij het (totale) beloop geldvordering(en), in dit geval € 403.132,--. Dit is niet anders in het onderhavige geval waarin opposant – naar hij zelf stelt om de proceskosten te drukken – de geldvordering in hoger beroep heeft gewijzigd in een vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, nu hij daarmee klaarblijkelijk niet heeft beoogd het hoger beroep te beperken tot een deel van de oorspronkelijke vordering. Daarbij merkt het hof op dat indien in de hoofdzaak geoordeeld zou worden dat Siemens aansprakelijk is jegens opposant, het hof in het licht van hetgeen over de schade (in eerste aanleg) reeds is gesteld in staat is de schade te begroten overeenkomstig artikel 6:97 BW. Dit strookt ook met de strekking van artikel 14 lid 1 Wgbz, waarin is bepaald dat indien de eis strekt tot veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat maar de rechter in het vonnis of het arrest overeenkomstig artikel 6:97 BW de schade heeft begroot, alsnog het griffierecht wordt geheven dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest indien de eis in de dagvaarding had gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote schade. Voor de vaststelling van het verschuldigde griffierecht in hoger beroep is de griffier dan ook terecht uitgegaan van een geldbedrag van € 403.132,--.