3.8Op 12 april 2011 heeft [appellant 1] aan Eneco de volgende brief gestuurd:
“(...)
Geachte mijnheer mevrouw,
Op 12-04-2011 heb ik telefonische contact gehad met uw medewerker waar ik de situaitie in het kort heb uitgelegd.
Het is als volgt wij zijn per 01-06-2010 door actys aangemeld bij u als groot zakelijk vebruik, dit is hellaas onterecht want wij hoorden als klein vebruik aangemeld te woorden het is daarom dan ook terecht dat wij als klein verbruik aangemeld zouden woorden. Bij u is de aanmelding als zijnde verbruik van 3 x 80 ampere aangegeven. Wij zijn verbruikers van 3 x 25 ampere.
Vandaag heb ik dan ook gesproken met Eneco services en hebben een aanvraag gedaan als klein zakelijk vebruik.
Daarom verzoek ik u hierbij om onze aanmelding bij u ongedaan te maken.
Ik dank u voor uw medewerking en wacht uw reactie af.
(...)”
Op deze brief is als afzender vermeld: Brasserie pasha, [adres 3] .
4. Eneco vordert in deze procedure dat [appellant 1] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 13.961,07, met rente en kosten. Eneco voert daartoe aan dat [appellant 1] c.s. de energieleveringsovereenkomst medio 2010 heeft overgenomen, maar in verzuim is geraakt bij de betaling van de facturen. Anders dan [appellant 1] c.s. verzocht is hij nooit als kleinverbruiker aangemerkt. De gehanteerde tarieven en de in rekening gebrachte bedragen kloppen.
5. [appellant 1] c.s. heeft daartegen aangevoerd dat hij nooit een overeenkomst met Eneco is aangegaan. Daarnaast heeft hij een kleine onderneming. Verder zijn de door Eneco gehanteerde tarieven onjuist. Tot slot maakt [appellant 1] c.s. bezwaar tegen de kosten.
6. De kantonrechter heeft de vorderingen van Eneco grotendeels toegewezen. Daartoe heeft hij het volgende overwogen. Het verweer van [appellant 1] c.s. dat het hem onbekend is dat hij met Eneco gecontracteerd heeft is als onwaarachtig aan te merken, gelet op de onweersproken inhoud van de stukken, met name de brief d.d. 12 april 2011. Verder is er weliswaar een verzoek van [appellant 1] c.s. gedaan om te worden aangemerkt als kleinverbruiker, maar nergens is uit gebleken dat dit verzoek werd gehonoreerd en dat vervolgens een andere meter is geplaatst. Voorts heeft Eneco aangevoerd dat de meterstanden kloppen. [appellant 1] c.s. heeft deze stelling onvoldoende weersproken. De buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar aangezien de overgelegde stukken daartoe onvoldoende zijn.
7. Het hof heeft de feiten opnieuw vastgesteld. De bezwaren die [appellant 1] c.s. daartegen heeft gericht behoeven daarom geen nadere bespreking. De discussie over op welke nummer de onderneming van [appellant 1] c.s. was gevestigd wordt behandeld onder grief 2.
8. Grief 1 bevat de klacht dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het verweer van [appellant 1] c.s. dat het hem onbekend is dat hij met Eneco heeft gecontracteerd, onwaarachtig is, gelet op de onweersproken inhoud van de stukken, met name de brief van 12 april 2011.
In de toelichting op deze grief stelt [appellant 1] c.s. dat uit geen enkel stuk blijkt dat hij met Eneco heeft gecontracteerd. Uit de brief van 12 april 2011 blijkt eerder het tegenovergestelde, aangezien [appellant 1] c.s. daarin aangeeft niet als grootverbruiker te willen worden aangemerkt. Voorts wordt niet verklaard waarom de energiekosten enorm verschillend zijn in vergelijking met het bedrag dat hij vanaf 2007 jarenlang aan de verhuurder betaalde.
Eneco betwist dat er geen stukken zouden zijn waaruit blijkt dat [appellant 1] c.s. met Eneco heeft gecontracteerd. Eneco verwijst daarbij naar de brief van 12 april 2011, een addendum van 23 juli 2010 van Eneco aan Brasserie Pasha (p/a Actys Inkoopservices, [adres 3] ) en de brief van [appellant 1] c.s. van 13 juli 2010 aan gerechtsdeurwaarder Bazuin en Partners. Verder is Brasserie Pasha als grootverbruiker aangemerkt, hetgeen niet door Eneco kan worden veranderd omdat men hiervoor een verzoek moet doen aan Stedin voor het plaatsen van een andere meter.
9. Het hof verwerpt deze grief en overweegt daartoe als volgt.
Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen.
Naar het oordeel van het hof heeft Eneco genoegzaam aangetoond dat partijen een contractuele relatie zijn aangegaan. Vast staat dat [appellant 1] c.s. hun energiekosten aanvankelijk betaalden aan hun verhuurder middels een maandelijks voorschot in de servicekosten, maar dat – zoals blijkt uit de brief van 13 juli 2010 – in april 2010 met de heer [naam] van Actys is afgesproken dat hij per 1 juni 2010 een eigen energieleverancier zou krijgen. Uit de brief van [appellant 1] van 12 april 2011 blijkt dat [appellant 1] c.s. al sinds juni 2010 energie van Eneco krijgt geleverd, en verder dat hij – weliswaar onder een andere voorwaarde, namelijk als zijnde kleinverbruiker – die energie in de toekomst ook geleverd wil krijgen. Eneco heeft aldus vanaf juni 2010 tot en met mei 2012 energie aan [appellant 1] c.s. geleverd, die [appellant 1] c.s. steeds heeft afgenomen. Gelet op deze gang van zaken wordt het verweer van [appellant 1] c.s. dat er tussen hem en Eneco geen overeenkomst tot stand is gekomen verworpen. In het geval [appellant 1] c.s. geen energie wilde hebben geleverd van Eneco, had het op zijn weg gelegen om een andere energieleverancier te zoeken en daarvan melding te doen aan Eneco. Dat heeft [appellant 1] c.s. kennelijk nagelaten.
Ook het verweer van [appellant 1] c.s. dat hij als kleinverbruiker wilde worden aangemerkt, en dat – nu dat niet is gebeurd – er geen overeenkomst zou zijn ontstaan wordt door het hof niet gevolgd. Het veranderen van groot- naar kleinverbruiker kan slechts via de netbeheerder, in dit geval Stedin, en daarbij dient een andere meter te worden aangevraagd. Dit is kennelijk niet gebeurd. Het al dan niet zijn van groot- of kleinverbruiker is echter voor de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Eneco en [appellant 1] c.s. niet van doorslaggevend belang, nu immers vast staat dat er wel energie is geleverd door Eneco die door [appellant 1] c.s. is afgenomen.
Dat geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen omdat geen algemene voorwaarden zijn overeengekomen, is onjuist. Het staat partijen vrij om al dan niet bij een overeenkomst algemene voorwaarden overeen te komen.
10. Grief 2 bevat de klacht dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant 1] c.s. onvoldoende heeft weersproken dat de meterstanden die door de netbeheerder aan Eneco zijn doorgegeven, kloppen.
In de toelichting op deze grief stelt [appellant 1] c.s. dat hij niet de huurder was van de bedrijfsruimte aan het [adres 1] , maar van de bedrijfsruimte aan het [adres 2] , op welk adres meerdere bedrijven waren gevestigd. De EAN code van [adres 2] is anders dan de EAN code die op het mutatieformulier staat vermeld.
Eneco betwist deze grief. Daartoe voert zij aan dat [appellant 1] c.s./Brasserie Pasha wel op het [adres 3] was gevestigd. Verder heeft Eneco de juiste meter voor ogen, en op basis daarvan een correcte berekening van het energieverbruik gemaakt.
11. Het hof verwerpt ook deze grief en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel in de tussen [appellant 1] c.s. en Oppenheim Immobilien-Kapitalanlagegesellschaft mbH gesloten huurovereenkomst staat dat het gehuurde is gelegen aan het [adres 2] , kan uit alle andere overgelegde bescheiden geen andere conclusie worden getrokken dan dat [appellant 1] c.s. zijn onderneming in feite dreef aan het [adres 1] . Dit volgt in eerste plaats uit de inschrijving van de Kamer van Koophandel, waarin staat dat het bezoekadres van Brasserie Pasha het [adres 1] is. Daarnaast vermeldt [appellant 1] c.s. in de brieven die hij schrijft als afzender ook altijd het [adres 3] of [adres 1] (zie bijvoorbeeld de brieven aan Bazuin en Partners van 13 juli 2010 en aan Eneco van 12 april 2011).
Verder is het hof van oordeel dat voldoende gesteld en bewezen is, althans door [appellant 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd is betwist, dat het door Eneco in rekening gebrachte verbruik correct is, en is gebaseerd op basis van de juiste meterstanden. Zo volgt uit de e-mail van S.P.C. de Jong van Eneco van 19 oktober 2012 dat hij de meter die bij Brasserie Pasha in de kast hangt heeft bekeken, en dat uit navraag bij Stedin is gebleken dat dit een hoofdmeter betreft, die enkel het verbruik registreert van Brasserie Pasha. Voorts merkt hij op dat de meterstanden die Stedin heeft van 1 september 2012 in lijn zijn met de meterstanden die hij samen met [appellant 1] op 28 augustus 2012 heeft geconstateerd. Uit de overgelegde overzichten verbruik van Eneco van september 2010 tot en met april 2012 blijkt voorts dat de meter is gekoppeld aan EAN code 871689200000016286.
12. [appellant 1] c.s. heeft het een en ander op de comparitie van partijen bij het hof uitdrukkelijk betwist, waar hij heeft aangevoerd dat (i) de meter met EAN code 871689200000016286 een meter voor het gehele pand betreft en (ii) hij na Eneco is overgestapt naar energieleverancier Oro, die het daadwerkelijke verbruik bij de Brasserie vijf maanden lang handmatig heeft opgenomen, op basis waarvan [appellant 1] c.s. slechts € 375 per maand hoefde te betalen. Van beide punten zouden onderliggende bewijsstukken bestaan. Echter, op beide punten wordt in de memorie van grieven door [appellant 1] c.s. niet meer teruggekomen, ondanks de afspraak die partijen hierover hebben gemaakt tijdens de comparitie. Een en ander leidt tot de conclusie dat [appellant 1] c.s. onvoldoende heeft weersproken dat de energiestanden, zoals door Eneco gesteld, correct zijn.
13. Nu de grieven falen zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. [appellant 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.