Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 29 september 2015
[naam] ,
Obvion N.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
het onderpand:
behoorlijk en in overeenstemming met de wettelijke voorschriften te gebruiken;
in goede staat te houden en tijdig alle daartoe vereiste maatregelen te nemen en tijdig alle daartoe vereiste werkzaamheden te (laten) verrichten;
op zijn kosten te laten (her)taxeren indien geldgever heeft aangegeven zulks (…) wenselijk te achten.
Vanaf het moment dat de bouwrekening is geopend mag deze maximaal twee jaren lopen (…).
eersteen
tweedegrief en de toelichting daarop heeft de voorzieningenrechter niet in de beoordeling betrokken dat er geen betalingsachterstanden waren in de maandelijkse hypotheeklasten en dat de kavel bouwgrond niet in waarde is gedaald omdat er een duurzaam drainagesysteem is aangebracht. Obvion had derhalve geen belang bij parate executie en maakt misbruik van haar bevoegdheid. De regeling in art. 3:268 jo. 3:269 BW ziet volgens [appellante] alleen op de situatie dat er betalingsachterstanden zijn.
met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. Het recht van hypotheek is in dit geval verstrekt op een kavel bouwgrond
bestemd voor de bouw van een woning met toe- en aanbehoren.Niet weersproken is dat de te bouwen woning (tevens) als onderpand zou dienen. Geconcludeerd moet dan ook worden dat het recht van parate executie niet alleen uitgeoefend kan worden bij het niet-tijdig voldoen aan alle financiële hypotheeklasten, maar ook bij het niet tijdig (laten) verrichten van de beoogde (met de hypotheekverlening onlosmakelijk samenhangende) bouwwerkzaamheden. Vast staat dat de woning, ook na het verstrijken van zes jaren, niet is gerealiseerd. Die enkele omstandigheid is, mede gelet op hetgeen partijen in artikel 2 van de Algemene Voorwaarden voor hypothecair verbonden onderpanden, in verband met artikel 18 van de Algemene voorwaarden voor geldleningen zijn overeengekomen, voldoende om tot parate executie over te mogen gaan. Nu [appellante] zich op het standpunt stelt dat Obvion geen belang bij executie had, althans misbruik maakt van haar bevoegdheid, omdat geen substantiële waardedaling van het onderpand heeft plaatsgevonden, had het op haar weg gelegen die stelling te onderbouwen. Zij heeft echter enkel een taxatierapport uit 2011 overgelegd. Dat is - mede in het licht van de omstandigheid dat er geen woning is gebouwd - onvoldoende om te concluderen dat in 2015 geen substantiële waardedaling van het onderpand had plaatsgevonden en dat Obvion toen misbruik maakte van haar executiebevoegdheid. Aan het voorgaande doet niet af dat er geen betalingsachterstand was, hetgeen overigens door Obvion wordt betwist.
derdegrief komt op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellante] van rechtswege in verzuim is. [appellante] voert aan dat nergens in de overeenkomst een duidelijke bouwtermijn is gesteld. Dat het bouwdepot volgens de algemene voorwaarden voor twee jaar is aangegaan, is iets anders dan een uitdrukkelijk afgesproken bouwtermijn, aldus [appellante] . Dit geldt temeer waar het bouwdepot een aantal malen is verlengd. Volgens [appellante] was er in augustus/september 2014 een uitdrukkelijke ingebrekestelling vereist voor de nog af te bouwen woning binnen een redelijke termijn.
vierdegrief heeft de voorzieningenrechter ten onrechte niets overwogen of vastgesteld met betrekking tot de door Obvion gestelde en door [appellante] betwiste waardedaling van het onderpand, welke stelling door Obvion uitdrukkelijk als opzeggingsgrond is gebezigd. Het hof stelt voorop dat Obvion twee opeisingsgronden aan de opzegging ten grondslag heeft gelegd: het niet tijdig (laten) verrichten van bouwwerkzaamheden en de substantiële waardedaling. Zoals hiervoor onder 7 overwogen, leidde reeds het niet nakomen van de verplichting tot het niet tijdig (laten) verrichten van bouwwerkzaamheden (de eerste opeisingsgrond) tot de bevoegdheid om tot openbare verkoop over te gaan zodat aan de vraag of sprake was van een substantiële waardedaling (de tweede opeisingsgrond) niet wordt toegekomen. [appellante] heeft derhalve geen belang bij deze grief. Datzelfde geldt voor de
vijfdegrief waarin wordt geklaagd dat de voorzieningenrechter geen oordeel heeft gegeven over de gevorderde afgifte van twee taxatierapporten. De gevorderde taxatierapporten waren in het kader van dit kort geding immers enkel van belang voor de vraag of sprake is geweest van een substantiële waardedaling.