ECLI:NL:GHDHA:2015:2617
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid ex-echtgenote voor lening tijdens huwelijk aangegaan door echtgenoot
In deze zaak heeft ABN AMRO Bank N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de vordering van de bank tegen [de vrouw] werd afgewezen. De zaak betreft de aansprakelijkheid van [de vrouw] voor een lening die haar ex-echtgenoot, [de man], tijdens hun huwelijk heeft afgesloten. Het huwelijk tussen [de vrouw] en [de man] eindigde op 12 april 2007, en de lening was een flexibel krediet van maximaal € 32.000,--. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [de vrouw] geen contractspartij was bij de lening en dat zij daarom niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schuld.
In hoger beroep heeft ABN AMRO betoogd dat de aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden is geregeld in artikel 1:102 BW, dat bepaalt dat na ontbinding van de gemeenschap ieder van de echtgenoten voor het geheel aansprakelijk blijft voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte de vordering van ABN AMRO had afgewezen en dat [de vrouw] wel degelijk aansprakelijk is voor de helft van de schuld, omdat het hier gaat om een 'andere schuld' zoals bedoeld in het genoemde artikel.
Het hof heeft de vordering van ABN AMRO toegewezen en [de vrouw] veroordeeld tot betaling van € 16.979,92, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten van de eerste aanleg gecompenseerd en is [de vrouw] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 6 oktober 2015 door het Gerechtshof Den Haag.