ECLI:NL:GHDHA:2015:2576

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
22-003719-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van buitengewone opsporingsambtenaren van RET

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging van buitengewone opsporingsambtenaren van het vervoerbedrijf RET NV. De bedreiging vond plaats op 16 juni 2012 te Rotterdam, waar de verdachte, na gecontroleerd te zijn op zijn vervoersbewijs, zich agressief opstelde tegenover de opsporingsambtenaren. Hij heeft hen dreigend toegesproken met woorden als: 'Ik sla je tanden uit je smoel' en 'Ik betaal 20.000 Euro om jullie af te laten maken'. Deze uitlatingen hebben bij de ambtenaren redelijke vrees doen ontstaan voor hun leven en lichamelijke integriteit.

In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen is, en dat de verdachte strafbaar is. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, met de mogelijkheid van 7 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmotivering. De beslissing van het hof is dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en opnieuw recht wordt gedaan, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot de eerder genoemde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003719-14
Parketnummer: 10-131663-12
Datum uitspraak: 23 september 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 19 augustus 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1990,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 350,--, subsidiair 7 dagen hechtenis (te voldoen in 2 maandelijkse termijnen van elk € 100,-- en 1 maandelijks termijn van € 150,--).
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2012 te Rotterdam [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], werkzaam als buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en) in dienst van het vervoerbedrijf RET NV in de gemeente Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je tanden uit je smoel" en/of "Ik betaal 20.000 Euro om jullie af te laten maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 16 juni 2012 te Rotterdam

[benadeelde partij 1]
en/of[benadeelde partij 2]
, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en)in dienst van het vervoerbedrijf RET NV in de gemeente Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[benadeelde partij 1]
en/of[benadeelde partij 2]
dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je tanden uit je smoel" en/of"Ik betaal 20.000 Euro om jullie af te laten maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de wil van zijn cliënt niet was gericht op het teweegbrengen van vrees bij de heren Michielsen en Verhoeven, zodat hij van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, een en ander zoals nader toegelicht in de door de raadsman overgelegde pleitnota.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof stelt voorop dat voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding nr. KM3487-4 is de verdachte op 16 juni 2012, omstreeks 06.53 uur, in het metrostation Wilhelminaplein te Rotterdam gecontro-leerd op zijn vervoersbewijs.
Nadat de heer [benadeelde partij 1], buitengewoon opsporings-ambtenaar in dienst van het vervoersbedrijf RET, de verdachte had aangesproken, heeft de verdachte gezegd dat hij niet in het bezit was van een geldig vervoersbewijs en heeft hij verbaal agressief gereageerd naar [benadeelde partij 1]. Daarbij bleef hij op een afstand van ongeveer dertig centimeter van [benadeelde partij 1] staan.
Toen ook de heer [benadeelde partij 2], eveneens buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van het vervoersbedrijf RET, erbij kwam staan, begon de verdachte zich te keren tegen [benadeelde partij 2]. De verdachte balde zijn rechterhand tot een vuist, waardoor het leek dat hij dadelijk zou uithalen richting [benadeelde partij 2].
Daarbij heeft de verdachte tegen hen gezegd: “Als ik je tegen kom dan sla ik je tanden uit je smoel”.
Nadat de verdachte voor de tweede keer agressief reageerde richting [benadeelde partij 2], is hij aangehouden vanwege zijn agressieve houding en gedrag.
Nadat bij de verdachte de transportboeien waren geplaatst, heeft de verdachte wederom gezegd:
“Ik sla straks al je tanden eruit” en “Ik betaal 20.000 euro om jullie kapot te maken”.
Naar het oordeel van het hof kond door deze uitlatingen van de verdachte onder voormelde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, bij zowel Michielsen als Verhoeven de redelijke vrees ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen, zodat in casu sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en

Bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is voor zover mogelijk rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. J.M. van de Poll en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 september 2015.
Mr. M. Pheijffer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.