Ten onrechte heeft de kantonrechter de man in de ondervrijwaringsprocedure veroordeeld in de kosten van die procedure.
8. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
9. Het hof is van oordeel dat de eerste grief van de man geen doel treft. Zoals ook uit het verweer van de vrouw volgt, is de man geen procespartij in de zaak tussen de zoon van de man en de notaris, die de vrouw in vrijwaring heeft opgeroepen. De man heeft geen belang bij zijn grief, welke derhalve geen verdere bespreking behoeft.
10. Met zijn tweede grief miskent de man dat de vrouw bij gelegenheid van de ondervrijwaringsprocedure mede om proceseconomische redenen subsidiair een zelfstandige vordering jegens de man heeft ingesteld, hetgeen haar naar het oordeel van het hof vrijstaat. Nu de kantonrechter toekwam aan deze subsidiaire vordering omdat de gewaarborgde in de vrijwaringsprocedure, notaris [naam] , in het ongelijk werd gesteld, is de kantonrechter niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden, zoals de man stelt. Ook is deze subsidiaire vordering niet ten gunste van de notaris ingesteld, zoals de man nog aanvoert. De vrouw heeft immers expliciet gevorderd dat de man tot nakoming van hetgeen partijen in de akte van verdeling en levering zijn overeengekomen, wordt veroordeeld. Dat de vrouw daarbij geen belang zou hebben is door de man gesteld noch gebleken. Het standpunt van de man, dat de vrouw bij deze vordering geen belang zou hebben omdat de vordering in de vrijwaringszaak is afgewezen, is onjuist, nu het hier om een door de vrouw (subsidiair) ingestelde zelfstandige vordering gaat. Zoals reeds is overwogen, is het instellen van zo’n vordering rechtens mogelijk. Deze grief van de man faalt daarom. Hetgeen de man ter zake nog in zijn akte na comparitie heeft gesteld, maakt dit niet anders.
11. Uit de toelichting op de derde grief van de man blijkt dat hij van mening is dat het de taak en verantwoordelijkheid van de notaris is een sluitende nota van afrekening op te maken ter zake de uit de akte van verdeling en levering voortvloeiende wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen. Volgens de man mocht hij na de betaling van het volgens die nota door hem verschuldigde bedrag ervan uitgaan dat die afrekening juist was en dat daaruit voor hem geen verdere verplichtingen zouden voortvloeien, ook niet indien er door de notaris een fout was gemaakt. Die fout was immers voor de man niet herkenbaar.
12. Gelet op de akte na comparitie van de man, stelt het hof vooreerst vast dat de man - anders dan tijdens de comparitie van partijen - thans kennelijk weer erkent dat het bedrag van € 4.982,- dat de vrouw toekwam niet door hem bij de notaris in depot is gestort en dat de destijds verzonden nota van afrekening niet klopte.
13. Het hof overweegt voorts dat de diverse feiten en omstandigheden die de man nog heeft aangevoerd in voormelde akte na comparitie en die door de vrouw gemotiveerd zijn weersproken, onder meer: (i) er zijn verschillende versies van de nota van afrekening in omloop (ii) de vrouw heeft de akte ook ondertekend (iii) uit het kortgedingvonnis mocht de man afleiden dat het bedrag van € 4.982,- al onder de notaris was, wat er van deze stellingen verder ook zij, onverlet laten dat op de man jegens de vrouw de verplichting rustte en rust voormeld bedrag bij de notaris in depot te storten, hetgeen hij heeft nagelaten. De man is derhalve terecht veroordeeld het bedrag van € 4.982,- alsnog bij de notaris te deponeren. Het bestreden vonnis dient in zoverre te worden bekrachtigd.
14. Volgens de man is er na de afwijzing van de vordering in vrijwaring door de kantonrechter geen ruimte voor een ondervrijwaring, zodat de man niet in de kosten van die ondervrijwaring kan worden veroordeeld. Die kosten dienen ten laste van de notaris te worden gebracht, aldus de man.
15. Het hof overweegt als volgt. Hoewel het dictum van het bestreden vonnis ter zake anders is geformuleerd, is de man niet veroordeeld in de kosten van de ondervrijwaringsprocedure maar in de kosten van de zelfstandige vordering van de vrouw. Grief IV, wat daar verder ook van zij, treft derhalve geen doel, zodat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand blijft en het bestreden vonnis in zoverre dient te worden bekrachtigd.
16. Nu de man in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof hem veroordelen in de proceskosten.
17. Het hof passeert het algemene bewijsaanbod van de man nu dit onvoldoende concreet en specifiek is.
18. Mitsdien wordt als volgt beslist.