In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding waarbij de man vordert dat de vrouw haar medewerking verleent aan het notarieel transport van haar aandeel in de woning. De man stelt dat de vrouw wanprestatie pleegt door haar verplichtingen uit een overeenkomst niet na te komen, met name het betalen van hypotheekrente. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag had eerder in een vonnis van 17 oktober 2014 de vordering van de man afgewezen. Het hof oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de financiële situatie van de man en de dreiging van executoriale verkoop van de woning. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De man wordt verweten dat hij zijn verplichtingen niet nakomt, wat de vrouw in een moeilijke positie plaatst. Het hof concludeert dat de vrouw niet verplicht kan worden om mee te werken aan het transport van de woning, gezien de wanprestatie van de man.