ECLI:NL:GHDHA:2015:2526
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- H.M. Wattendorff
- A.A. Rijperman
- V. Disselkoen
- Rechtspraak.nl
Disproportionele arbeidsrechtelijke sanctie en goed werkgeverschap in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en een werkneemster. De werkneemster was in hoger beroep gekomen tegen een maatregel van de SVB, die haar ontheffing uit de functie van teamleidster en degradatie naar een lagere functie had opgelegd. De SVB had deze maatregel genomen naar aanleiding van een verzoek van de werkneemster om een mutatie in het systeem van de SVB aan te brengen, waarbij zij zich als eenoudergezin had geregistreerd, terwijl er volgens het echtscheidingsconvenant sprake was van co-ouderschap. De kantonrechter had in het bestreden vonnis de vorderingen van de werkneemster toegewezen, waarbij de SVB was gelast haar weer toe te laten in haar functie zodra zij weer volledig arbeidsgeschikt was.
Het hof oordeelde dat de maatregel van de SVB disproportioneel was in de gegeven omstandigheden. Het hof stelde vast dat de werkneemster handelde als klant van de SVB en niet als werkneemster, en dat er geen bewijs was dat zij misbruik had gemaakt van haar positie. Bovendien was de maatregel niet in overeenstemming met de toepasselijke cao, die geen sanctie voor degradatie kende. Het hof nam ook in overweging dat de werkneemster al meer dan 13 jaar in dienst was en zich in een emotioneel belastende echtscheidingssituatie bevond. Het hof concludeerde dat de door SVB getroffen maatregel in strijd was met de norm van goed werkgeverschap en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij SVB werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van goed werkgeverschap en de noodzaak voor werkgevers om proportionele maatregelen te nemen bij disciplinaire acties. Het hof wees erop dat de belangen van de werkgever niet opwegen tegen de omstandigheden van de werkneemster, en dat de maatregel niet gerechtvaardigd was.