In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsverhouding en omgangsregeling van twee minderjarigen, [kind I] en [kind II]. De vader heeft in hoger beroep verzocht om gezamenlijk gezag over [kind I] en wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind I] naar hem. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de vader voor [kind I], maar verzet zich tegen het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over [kind II]. De raad voor de kinderbescherming is niet verschenen tijdens de zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat een belangrijke voorwaarde is voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat [kind I] klem en verloren raakt tussen de ouders, gezien zijn leeftijd en zelfstandigheid. Daarom is het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [kind I] bij hem te bepalen toegewezen. Voor [kind II] heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat hij klem en verloren raakt tussen zijn ouders indien zij gezamenlijk met het gezag over hem worden belast. De omgangsregeling voor [kind II] is vastgesteld op twee keer per twee weken contact met de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.