Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
VERDERE BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
13 mei 2015.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om aanpassing van de zorgregeling, die volgens haar te belastend is voor de kinderen. De vader, verweerder, heeft zich verzet tegen deze wijziging en pleit voor handhaving van de bestaande regeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport geadviseerd om de huidige zorgregeling te handhaven, omdat deze het meest in het belang van de minderjarigen zou zijn. Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van de kinderen vooropgesteld en vastgesteld dat de huidige regeling, die gebaseerd is op gelijkwaardig ouderschap, niet meer haalbaar is gezien de aanhoudende conflicten tussen de ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat een wijziging van de zorgregeling noodzakelijk is om de spanning voor de kinderen te verminderen en meer rust te creëren. De nieuwe regeling houdt in dat de minderjarigen minder tijd bij de vader doorbrengen, wat volgens het hof in hun belang is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld.