Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 22 september 2015
de vennootschap onder firma V&R Ateliers,
de Gemeente Leiden,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Via deze brief maken wij ons voornemen kenbaar om het college van B&W te adviseren om de exploitatie van de A0-reclame te gunnen aan [naam] Reclame Buiten B.V. (…) De totaalscore van uw organisatie is 50,9 punten, hetgeen na beoordeling van alle offertes een 6e plaats betekent.
Met uw afdracht scoorde u een 6e plaats.
Op het kwaliteitsaspect `Duurzaamheid’ scoorde u een gedeelde 1e plaats.
Op het kwaliteitsaspect `Design’ scoorde u een gedeelde 1e plaats.
Op het kwaliteitsaspect `Plan van aanpak’ scoorde u een gedeelde 3e plaats.
“Conform uw opdracht hebben wij op basis van de door u aangeleverde gegevens een berekening gemaakt van de winstderving vanwege het niet verkrijgen van de concessie voor de exploitatie van de driehoeksborden in Leiden gedurende een vijfjaarsperiode vanaf het najaar 2010.”In het door de accountant opgestelde rapport is vervolgens een winstderving van € 58.031,- per jaar begroot.
grief Ikomt V&R op tegen de overweging van de rechtbank in het vonnis van 17 september 2014 dat het standpunt van V&R zou zijn dat de aanbesteding aan Azero in plaats van aan V&R zou zijn gegund omdat in de uitvoeringsfase door de Gemeente een versoepeld beleid zou zijn gevoerd. V&R werkt in de toelichting op deze grief uit dat het haar standpunt is dat, indien in het aanbestedingsdocument eisen waren gesteld op basis van de wijze waarop Azero daaraan uitvoering heeft gegeven, de aanbesteding anders zou zijn verlopen. Dit alles zou ertoe hebben kunnen leiden dat aan V&R de opdracht wel zou zijn gegund, omdat zij op grond van die andere, ruimere, eisen en voorschriften een veel gunstiger afdracht had kunnen aanbieden.
Grief IIricht zich tegen de overweging van de rechtbank dat tot veroordeling van de Gemeente alleen kan worden gekomen als ten minste vaststaat dat V&R onder het versoepeld beleid de aanbesteding daadwerkelijk zou hebben gewonnen. V&R voert aan dat alleen relevant is de vraag of de wijze waarop Azero en de Gemeente in de uitvoering zijn afgeweken van de in de aanbestedingsovereenkomst gestelde eisen, kan worden aangemerkt als een wezenlijke wijziging in de zin van de heersende Europese aanbestedingsjurisprudentie.
Grief IIIis gericht tegen de overweging van de rechtbank dat V&R de aanbesteding hoogstwaarschijnlijk niet zou hebben gewonnen. V&R betoogt dat zij slechts behoeft aan te tonen dat sprake is van wezenlijke wijzigingen tijdens de uitvoering van de overeenkomst.