Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 september 2015
ABN AMRO BANK N.V.,
[naam] ,
Het geding
Beoordeling
“de uitoefening van het bancaire bedrijf in de meest ruime zin”zoals in de Algemene gedragsregels van de Integriteitscode van de NVB onder punt 2 staat vermeld (r.o. 7). Deze vraag werd door de kantonrechter ontkennend beantwoord, omdat ABN AMRO voorafgaande aan de weigering van de verklaring geen (voldoende deugdelijk) onderzoek heeft verricht dat in redelijkheid tot de conclusie zou kunnen leiden dat de bij haar gerezen twijfel over de integriteit van [geïntimeerde] terecht is. De vraag of [geïntimeerde] integer was in de zin van de Integriteitscode, kon daarom volgens de kantonrechter in het midden blijven.
de relevante gedragingen van [geïntimeerde] ”te beoordelen. Na verwijzing is - onder meer - in geschil wat onder
"de relevante gedragingen"dient te worden verstaan. Dit zijn, zo volgt uit r.o. 3.3.2 van het arrest van de Hoge Raad, niet alleen de gedragingen die het Amsterdamse hof in zijn eindarrest bewezen heeft geacht, maar ook de gedragingen die het hof in zijn eerste tussenarrest heeft aangemerkt als onvoldoende om als grond te kunnen dienen voor het weigeren van de integriteitsverklaring (daar genummerd: e en h), respectievelijk om [geïntimeerde] als niet-integer in de zin van de Integriteitscode te beschouwen (daar genummerd: 3).
naar de aard daarvangeen gedrag betreft waarop de Integriteitscode ziet. Dit oordeel van het Amsterdamse hof is in cassatie niet bestreden, zodat dit hof aan dit oordeel gebonden is. Dit betekent dat dit door het hof Amsterdam voor de onderhavige beoordeling als naar de aard niet relevant aangemerkte gedrag niet kan worden meegewogen. Daar komt nog bij dat als de Hoge Raad had gewild dat
alledertien door ABN AMRO als niet-integer aangemerkte gedragingen opnieuw zouden worden beoordeeld, hij dit eenvoudig en in lijn met het laatste onderdeel van het middel zoals weergegeven in r.o. 3.3.1 van zijn arrest had kunnen bepalen, door in r.o. 3.3.2 te overwegen dat het ook gaat om
"de overige, in rov. 4.5 van het eerste tussenarrest vermelde gedragingen". Dat is - naar mag worden aangenomen: met opzet - niet gebeurd.
"de gedragingen die het hof in zijn eindarrest bewezen heeft geacht"dienen te worden meegewogen, volgt dat van de beoordeling zijn uitgesloten de in het eerste tussenarrest als (g) en (i) aangeduide verwijten. Immers, in het eindarrest is ABN AMRO niet tot bewijslevering met betrekking tot deze verwijten toegelaten omdat het verweten gedrag – bij nader inzien – naar de aard geen betrekking heeft op gedrag waarop de Integriteitscode ziet (r.o. 2.19) en daarom het aangeboden bewijs, indien geleverd, niet tot de conclusie kan leiden dat [geïntimeerde] niet integer heeft gehandeld in de zin van de Integriteitscode en ABN AMRO op goede gronden heeft kunnen weigeren een Integriteitsverklaring te weigeren (r.o. 2.20). Dit verwijt is dus, nu er geen bewijslevering heeft plaatsgevonden, niet bewezen verklaard. Wel is ABN AMRO in haar cassatiemiddel, onderdeel 3, tegen deze oordelen van hof Amsterdam opgekomen. In het arrest van de Hoge Raad is daar niet expliciet iets over vermeld. Echter, omdat deze verwijten in r.o. 4.14 van het eerste tussenarrest als relevant zijn aangemerkt - zie ook de duiding daarvan in r.o. 2.3, tweede volzin van het eindarrest - neemt het hof aan dat ook deze verwijten in de beoordeling na verwijzing moet worden betrokken.
“de relevante gedragingen van [geïntimeerde] niet alleen op zichzelf, maar mede in onderlinge samenhang te beoordelen”.Het gaat om het totaalbeeld dat ontstaat. Daarbij kan niet worden afgezien van het (ook) opnieuw wegen van de afzonderlijke gedragingen op zichzelf. Immers, deze gedragingen vormen geen gelijksoortige eenheden met identiek soortelijk gewicht, waarbij het na verwijzing volstaat de al eerder - in dit geval: door hof Amsterdam - afzonderlijk gewogen eenheden
op te tellenom tot een totaal(beeld) te komen.
"Bijzondere gedragsregels en richtlijnen",waarbij duidelijk is dat deze het begrip "integriteit" niet afbakenen en/of inperken.
in het economisch en maatschappelijke bestelnoodzakelijk is dat de banken en haar medewerkers integer zijn. De banken dienen op grond van de Algemene Gedragsregels te bevorderen dat hun medewerkers zich
bij de uitoefening van het bancaire bedrijf in de meest ruime zinonthouden van iedere gedraging of medewerking aan gedragingen die afbreuk doet aan de integriteit
.Daarmee is duidelijk dat het gaat om voor de uitoefening van het bancaire bedrijf
relevanteintegriteit. Deze integriteit beperkt zich niet tot de feitelijke uitvoering van bankwerkzaamheden. Integriteit ziet immers niet primair op het resultaat van een gedraging, maar veeleer op de attitude die daaruit spreekt. Zo zal een medewerker die zich (volledig) in de privésfeer schuldig maakt aan frauduleuze handelspraktijken op het internet, (ook) inbreuk maken op de voor de uitoefening van het bancaire bedrijf relevante integriteit. Dit betekent voorts dat niet iedere door een bank niet gewenste wijze van leidinggeven als niet integer in de zin van de code kan worden aangemerkt, maar dat een stijl van leidinggeven die gepaard gaat met manipuleren, liegen en bevoordelen van vrienden en relaties, wel als zodanig kan worden gekenschetst.
in algemene zinte beschrijven worden dikwijls termen zoals eerlijk, rechtschapen, betrouwbaar, loyaal, onkrenkbaar en oprecht gehanteerd. Van deze termen zijn evenmin sluitende en afgebakende definities te geven. Het gaat bij die termen, evenals bij integriteit, om moreel/ethische normen die vaag zijn en per geval dienen te worden ingevuld. Bij die invulling zal acht moeten worden geslagen op algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken (vergelijk: art. 3:12 BW).
"iemand van Zakelijk"opdracht gegeven
"om in de computer in te voeren dat elke maand een zeker bedrag werd overgemaakt van de zakelijke rekening van mevrouw […] naar haar privérekening"en
"dankzij dit (niet bestaande en dus nooit overgemaakte) " salaris" kreeg deprivérekening
, in bankjargon, "voeding""(memorie na enquête sub 6). Dit is een onwaar gegeven, waardoor een valse voorstelling van zaken wordt gegeven.
€ 15.000,--. […] heeft deze opdracht uitgevoerd.
“Er was namelijk een negatieve BKR melding en de rekening werd op dat moment niet regelmatig gevoed. Er was dus niet voldaan aan de voorwaarden voor uitbreiding van het krediet. Ik heb dit met […] besproken die het met mij eens was dat het niet kon. Vervolgens heb ik [geïntimeerde] gezegd dat de kredietruimte niet verhoogd kon worden.”
“ [geïntimeerde] heeft mij toen verzocht haar aanvullend een particulier krediet te geven. Ik heb dat verzoek niet gehonoreerd gezien de financiële positie van […] . Ik heb onderzoek gedaan bij de krediet registratie in Tiel waaruit bleek dat zij een zeer slechte betaler was en schulden had en bovendien had zij geen reguliere inkomsten. Ik weet dat mij toen geen inkomstenverklaring is getoond. Toen ik vervolgens een dag niet op kantoor was geweest, hoorde ik de volgende dag van mijn medewerker […] dat het particulier krediet alsnog in opdracht van [geïntimeerde] was verleend.”
door te drukken, maar gesteld noch gebleken is dat hij dat - op een passende wijze - heeft gedaan. [geïntimeerde] had gezien de wetenschap dat nadere kredietverlening volgens deze richtlijnen niet mogelijk was en de afwijzende reactie van […] op zijn verzoek, er van af moeten zien om […] , kennelijk met opzet buiten […] om, te verzoeken toch het krediet (snel) te verlenen. […] was ondergeschikte van [geïntimeerde] en voelde kennelijke enige druk - zij het geen dwang - om het krediet te verlenen, nu hij heeft verklaard:
"Ik weet wel dat het verzoek van [geïntimeerde] kwam en dat het krediet snel moest worden verleend. Ik kende de achtergronden van […] niet maar omdat [geïntimeerde] directeur van het kantoor was heb ik toch het krediet vertrekt".Dat […] uiteindelijk ook een verantwoordelijkheid inzake de kredietverlening aan […] droeg, doet aan dit verwijt niet af.
“iemand van Zakelijk”de kunstgreep moest verrichten, terwijl in 1.1 van het eerste cassatiemiddel is vermeld dat Bergeijk - betrokken bij het particuliere krediet - een kunstgreep moest verrichten.
"Je maakt wel een mooi prijsje voor mij, hè?".
“op het feit dat hij niet al zijn vrienden voor client treatments moet uitnodigen en dat hij niet 1 klant meerdere malen per jaar voor een treatment moet uitnodigen”. […] noemt daarbij nog een vrouwenlunch bij Huis ter Duin, een concert van Rene Froger en een voorstelling van Cirque du Soleil. Dit sluit aan op wat […] zegt. Die wijst op (dure) jazzmiddagen bij Huis ter Duin, en
“[s]amenstelling lijst genodigden eenzijdig rond de […] -clan, gelardeerd met schoonouders”en een sterke persoonlijke band tussen [geïntimeerde] en het management van Huis ter Duin. Deze gang van zaken is door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd betwist. Echter het gaat het hof te ver daaraan de conclusie te verbinden dat deze
client treatmentsgeen (relevant) zakelijk doel toe te dichten, maar als privé festiviteiten aan te merken. Het is immers goed denkbaar dat deze
client treatmentsbedoeld zijn als een zakelijke netwerkactiviteit. Dat bepaalde klanten daarvoor bij herhaling zijn uitgenodigd, dat - bijvoorbeeld - het hotel zich niet in het marktgebied Amsterdam-Zuid bevindt, en dat [geïntimeerde] sterke persoonlijke banden heeft met de eigenaren van het hotel, is, zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld, niet een aanwijzing dat dit anders is. De overtuiging van […] dat de sponsoring nooit tot stand zou zijn gekomen zonder bedoelde persoonlijke band, welke overtuiging verder niet is toegelicht, maakt dit ook niet anders. Een andere kwestie is of deze
client treatmentssuccesvol waren, of niet. Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] ter zake van deze kwestie verwijtbaar heeft gehandeld.
zacht prijsjevoor hemzelf.
, directeur van de vestiging te Hoofddorp van ABN AMRO, te bellen over het overhevelen van omzet uit de verkoop van verzekeringen – hof: van dat kantoor naar kantoor Amsterdam-Zuid – en dat hij in hun bijzijn een telefoongesprek over het overhevelen van omzetten heeft gevoerd toen […] niet op zijn verzoek wilde ingaan. Hof Amsterdam acht ook aannemelijk dat dit gesprek door [geïntimeerde] is gevoerd met […] . Deze bewezenverklaring is in cassatie niet met succes bestreden. Dit oordeel is daarom na verwijzing uitgangspunt.
"[i]k vond die opdracht niet passend en niet normaal omdat die frauduleus was en een verkeerd voorbeeld zou geven voor de medewerkers".
“dat hij ook wel eens een keer bovenaan de wekelijkse “tussenstandenranglijst” wilde staan”,aldus nog steeds ABN AMRO.
in de betreffende week. Dat dit later, tot uiterlijk einde van het kwartaal, ongedaan kan worden gemaakt/gecorrigeerd neemt dat niet weg.
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van ABN AMRO tot op 13 september 2006 begroot op € 103,-- griffierecht en € 1.200,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 248,-- griffierecht, € 77,52 explootkosten en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.