Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 1 september 2015
[appellant] en [appellante] ,
Goedvast Vastgoed B.V.,
advocaat: mr. J.C. Meijroos te Den Haag.
Het verdere procesverloop
De verdere beoordeling van het hoger beroep.
544,54. Deze schuld heeft de deskundige gebaseerd op het overzicht aanslagen met betrekking tot de tijdvakken van vóór 15 oktober 2002 dat door de belastingdienst is aangeleverd. De deskundige merkt op dat uit het procesdossier niet blijkt dat [appellanten] deze schuld of een deel hiervan heeft voldaan. [appellanten] brengen op dit punt naar voren dat hun belastingadviseur tegen de aanslag 1999 bezwaar heeft gemaakt en de aanslag hierop zeer waarschijnlijk is teruggedraaid. Zij stellen dat het aan Goedvast is te bewijzen dat zij genoemd bedrag heeft voldaan of dat het bedrag is verrekend met een andere belastingteruggaaf. Het hof begrijpt dat [appellanten] hiermee wil betogen dat ook als dit bedrag openstond op 15 oktober 2020, dit nog niet meebrengt dat ook schade is geleden tot dit bedrag. Goedvast, op wie de stelplicht en bewijslast rust van de geleden schade, heeft tegenover dit verweer onvoldoende ingebracht om dat verweer als onjuist te passeren. Gelet op dit verweer had van haar verwacht mogen worden dat zij deze post nader zou hebben onderbouwd door in het geding brengen van ter zake dienende bescheiden zoals een betaalbewijs of verrekeningsbeschikking. Nu zij ook geen gespecificeerd bewijs heeft aangeboden, kan de schade wat betreft deze schuld niet als vaststaand worden aangenomen en dient dit bedrag bij het oordeel over het bestaan van schulden buiten beschouwing te blijven.
002,00.De deskundige merkt op dat uit het procesdossier blijkt dat [appellanten] na 15 oktober 2002 € 7.363 van deze schuld heeft voldaan waarvan € 5.937 direct is betaald aan de belastingdienst. Voor de specificatie van deze betaling wordt verwezen naar bijlage 5 bij het rapport. Verder merkt hij op dat het niet uitgesloten is dat de belastingdienst de betaalde aanslagen heeft teruggestort naar [appellanten] wegens het niet matchen van het betalingskenmerk. De deskundige stelt op basis van het debiteurenoverzicht van de belastingdienst echter vast dat de door [appellanten] betaalde aanslagen niet meer open staan per 7 april 2003, met uitzondering van de aanslag 1998 ad € 35. Hij concludeert tot een bedrag aan betalingen door [appellanten] van € 7.373 op een totale opgave door de belastingdienst van € 12.610, zodat als nog niet betaald resteert een bedrag van € 5.247. [appellanten] zijn van mening dat van dat laatste bedrag de bedragen van € 4, € 98 en € 79, in totaal € 181, voor rekening van (naar het hof begrijpt) Goedvast dienen te komen omdat het gaat om boetes en kosten als gevolg van het feit dat de belastingaanslagen te laat werden betaald, welk verzuim na 15 oktober 2002 is ontstaan. Goedvast heeft dit verweer onvoldoende betwist, zodat het hof [appellanten] hierin zal volgen. Dit betekent dat deze schuld als medebepalend voor de schadeberekening vaststelt op (5.247 minus 181 is) € 5.066.
€ 455 niet meer open staan per 7 april 2003. Partijen hebben deze opmerking verder niet dan wel onvoldoende weersproken, zodat het hof deze schuld als medebepalend voor de schadeberekening vaststelt op € 467.
Schuld inzake debiteuren ontvangsten zonder factuur.Deze post heeft betrekking op de huurontvangsten die na aftrek van de courtage doorbetaald moeten worden aan de verhuurders. De deskundige sluit zich aan bij de bevindingen en conclusie van accountant E. Hooreman (van Acotrust B.V.) in zijn, door Goedvast overgelegde, rapporten van 11 maart 2010 en 4 november 2010, welke de deskundige (kort gezegd) op dit punt deugdelijk vindt. Na aftrek van “ontvangst na 15-10-2002 (Ref. A1)” ad € 287,50, “UWV Cadans 2001 (Ref. 18)” ad € 1.182,78 en “Betaalde borg (Ref. 25) naar post waarborgsommen” ad € 567,22 komt de deskundige uit op een schuld van € 23.801,50. [appellanten] gaan er niet mee akkoord dat de deskundige zonder eigen onderzoek het rapport van Hooreman volgt en stellen zich op het standpunt dat Goedvast ten aanzien van elk na 15 oktober 2002 doorbetaald bedrag moet aantonen dat het al voor die datum door de huurder is ontvangen (een doorbetaling zegt volgens [appellanten] immers op zichzelf niets; deze kan ook een ontvangst van na 15 oktober 2002 hebben betroffen). Het hof gaat hieraan voorbij. De deskundige heeft in zijn verantwoording te kennen gegeven dat hij de werkwijze van Hooreman voor de vaststelling van deze schuld aanvaardbaar vindt en dat hij geen aanwijzingen heeft om te twijfelen aan diens deskundigheid. De deskundige heeft in zijn rapportage met dezelfde, ook bij hem ingebrachte bezwaren van [appellanten] rekening gehouden. Het hof acht zich in het licht daarvan voldoende voorgelicht om tot een vaststelling van deze schuld en wel op voormeld bedrag van € 23.801,50 te komen.
De schulden inzake waarborgsommen en nog te betalen netto lonen en vakantiegeld.
De schuld aan mevrouw [betrokkene] ad nihil.Deze schuld heeft betrekking op in het verleden verkeerd berekende courtage. Uit de vergelijkende cijfers in het rapport inzake de tussentijdse cijfers per 15 oktober 2002 is de deskundige gebleken dat de schuld aan [betrokkene] niet bestond per 31 december 2001. Nu voorts in het rapport van Hooreman van 11 maart 2010 deze schuld aan [betrokkene] niet van [appellanten] wordt gevorderd en [betrokkene] als verhuurder een klant is van Duinzigt, is de deskundige er gemakshalve van uitgegaan dat alle schulden aan klanten betrekking hebben op de door te betalen huur en borg, welke al in voorgaande posten zijn opgenomen. Daarom heeft de deskundige de schuld aan [betrokkene] op nihil gesteld. Goedvast verzet zich hiertegen en blijft bij haar (blote) stelling dat deze schuld haar oorsprong vindt in de periode vóór 15 oktober 2002 en dat de vordering pas bekend is geworden ná het opstellen van de jaarrekening 2001 en vóór het opstellen van de balans per 15 oktober 2002. Tegenover de, mede op het rapport van Hooreman gestoelde, onderbouwing van de nihilstelling van deze schuld acht het hof de stelling van Goedvast ontoereikend om tot een andere bepaling van de schuld te komen.
Administratieve en fiscale kosten ad nihil.Goedvast wijst erop dat zij op instigatie van de rechtbank op de comparitie van partijen de opdracht heeft gegeven om de cijfers voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 15 oktober 2002 op te maken. Zij heeft aan Acotrust B.V. de opdracht gegeven die is uitgemond in de rapporten van Hooreman. Daarmee waren kosten tot een bedrag van € 7.500 gemoeid, die volgens Goedvast pro rato dient te worden toegerekend aan de periode 1 januari 2002 tot 15 oktober 2002. De kosten hadden vermeden kunnen worden wanneer [appellanten] een complete en sluitende administratie per 15 oktober 2002 hadden ingeleverd, aldus Goedvast. Het hof zal deze kosten beoordelen in het kader van het onderdeel van de (bij akte na comparitie van 7 juni 2011 gewijzigde) vordering van Goedvast tot vergoeding ex artikel 6: 98 lid 2 onder b BW (redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid). Deze vergoeding komt terug in het (nadere) rapport van Hooreman (thans werkzaam bij RSM Wehrens, Mennen & De Vries) van 4 november 2010 waarop die eiswijziging is gebaseerd, welk rapport op 9 mei 2011 ter griffie van het hof is gedeponeerd.
Vooruitontvangen bedragen/ aan- en verkoop onroerend goed.De deskundige komt in zijn onderzoek tot een bedrag van € 207.259 (schuld) voor vooruitontvangen bedragen en een bedrag van € 200.655 (vordering) voor aan- en verkoop onroerend goed, beide per 15 oktober 2002. Het saldo is € 6.604. [appellanten] hebben aangegeven dat deze twee posten afgewikkeld zijn en het saldo toegevoegd dient te worden aan het resultaat van Duinzigt. Goedvast heeft hierop niet gereageerd. Op basis van een en ander levert deze post geen schuld per 15 oktober 2002 op.