Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 18 augustus 2015
Eurocon,
PCF,
advocaat: mr. S. van Steenwijk te Utrecht.
Het verdere procesverloop
De verdere beoordeling van het hoger beroep
Daarnaast heeft het hof aan Eurocon gelegenheid geboden zich uit te laten over de vraag – in essentie – of de door het hof vastgestelde onverschuldigdheid van de bonussen consequenties heeft voor slechts een drietal facturen (zoals besloten ligt in de vermelding “niet overeengekomen” in productie 8 bij de memorie van grieven) of voor vier facturen (zie productie 9 bij memorie van grieven).
(1) niet gewerkte uren,
(2) verschil in tarieven, en
(3) niet verschuldigde bonussen.
Blijkens het overzicht van Eurocon gaat het bij de niet gewerkte uren in totaal om een bedrag van € 2.713,92. Gelet op de door de grieven begrensde inhoud van de rechtsstrijd in hoger beroep, valt hetgeen Eurocon in haar akte ingang wenst te doen vinden met betrekking tot deze niet gewerkte uren, thans buiten die rechtsstrijd. Het hof gaat derhalve daaraan voorbij, en het leest de huidige opstelling van Eurocon daarom aldus dat met betrekking tot de hierboven met (2) en (3) aangeduide posten, door PCF ten onrechte in totaal een bedrag ad € 60.888,10 (€ 63.602,02 minus € 2.713,92) in rekening is gebracht, tot welk bedrag de rechtbank naar stelling van Eurocon dan ook ten onrechte het door PCF gevorderde heeft toegewezen.
Ter adstructie van de posten, behorend tot de categorie “verschil in tarieven”, heeft Eurocon in haar akte, zoals deze in essentie moet worden begrepen, volstaan met een verwijzing naar producties die PCF reeds in prima heeft overgelegd, en daarbij aangegeven dat zij de gegevens op die producties heeft overgenomen onder aanpassing van het in die producties voorkomende uurtarief van € 33,00 naar € 30,00 alsmede onder correctie wegens niet gewerkte uren. Een toereikende en begrijpelijke toelichting op deze producties en berekeningen ontbreekt verder ten enen male.
Blijkens het door Eurocon in paragraaf 3 van haar laatst genomen akte neergelegde overzicht, heeft PCF in totaal aan bonussen gedeclareerd een bedrag groot € 25.695,64. Dit bedrag stemt overeen met hetgeen met de facturen 07/2012, 09/2012, 10/2012 en 16/2012 wegens “Bonus Work” door PCF aan Eurocon in rekening is gebracht. Het hof gaat er mitsdien van uit dat de onverschuldigdheid van deze bonussen gevolgen heeft voor alle (vier) thans relevante facturen zoals hierboven aangeduid.
PCF heeft zich in de paragrafen 13 en volgende van haar laatst genomen akte, uitgelaten (in afgeronde cijfers) over de situatie die volgens haar bestaat indien – zoals op basis van de rechtsoverwegingen 26 en 33 van het tussenarrest van 30 december 2014 ook daadwerkelijk het geval is – moet worden uitgegaan van een uurprijs ad
€ 30,00 en de onverschuldigdheid van de bonussen. Deze berekening komt er blijkens paragraaf 17 van bedoelde akte op neer dat PCF met betrekking tot de facturen 07/2012, 09/2012, 10/2012 en 16/2012 een bedrag groot € 39.834,00 ten onrechte in rekening heeft gebracht. Aangezien laatstgenoemd bedrag berust op een kennelijke schrijf- en rekenfout aan de zijde van PCF waar het door PCF berekende bedrag met betrekking tot factuur 10/2012 niet een beloop van € 7.638,00 doch van € 7.683,00 heeft, corrigeert het hof ambtshalve deze kennelijke vergissing, zodat uitgangspunt voor de verdere berekeningen is dat PCF zich op het standpunt stelt dat zij met betrekking tot manuren en bonussen een bedrag groot € 39.879,00 aan Eurocon te veel in rekening heeft gebracht.
De rechtbank heeft in het beroepen vonnis de factuurbedragen aan PCF toewijsbaar geacht tot een beloop van € 201.702,76 in hoofdsom.
Het slagen van de grieven VI (subsidiair) en VII leidt ertoe dat op dit bedrag
€ 39.879,00 in mindering moet worden gebracht. Op basis van grief VIII dient een bedrag van € 912,24 in mindering te worden gebracht.
Aldus is door Eurocon in hoofdsom aan PCF verschuldigd de somma van € 160.911,52. Nu als niet weersproken vast staat dat een deel van dit bedrag (t.w. € 16.507,68) door Eurocon reeds is voldaan door middel van verrekening, is Eurocon pro resto aan PCF verschuldigd de somma van € 144.403,84 in hoofdsom.
De grieven VI (subsidiair), VII en VIII leiden tot vernietiging van het beroepen vonnis, voor zover daarin is uitgegaan van een schuld van Eurocon tot betaling aan PCF van
€ 185.195,08 in hoofdsom. Het hof stelt het door Eurocon te betalen bedrag vast op
€ 144.403,84 in hoofdsom, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente op de wijze zoals de rechtbank in het dictum van haar vonnis heeft vervat. Voor al het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal Eurocon worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (1 ½ punt in tarief V, uitvoerbaar bij voorraad).
Beslissing