3.1.Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde ontleent het Hof in hoger beroep het volgende aan de door de rechtbank in beide voornoemde uitspraken vastgestelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
”1. Eiseres is een in Portugal gevestigd bedrijf.
2. Medio 2002 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres al langer dan een jaar werknemers (lassers en pijpfitters) met de Portugese nationaliteit ter beschikking stelde aan een in Nederland gevestigde zustervennootschap ten behoeve van de in mei 2001 gestarte bouw van een nieuwe fabriek op de [A] in [B] . De fabriek is eind 2003 in gebruik genomen.
3. Verweerder heeft bij brief van 22 juli 2002 aan eiseres meegedeeld dat naar zijn mening sprake is van een vaste inrichting in Nederland en dat het heffingsrecht over het loon van de werknemers aan Nederland toekomt. Als bijlage bij deze brief is algemene informatie gevoegd over de toepasselijke Nederlandse regels ter zake van onder meer loonheffing bij buitenlandse contractwerkers.
4. Bij brief van 15 augustus 2002 heeft (de gemachtigde van) eiseres gereageerd op de brief van verweerder van 22 juli 2002. Vervolgens is tussen partijen tot en met februari 2003 gecorrespondeerd.
5. Bij brief van 10 juni 2004 heeft de gemachtigde verzocht om toezending van aangiftebiljetten voor de loonbelasting en de omzetbelasting. Verweerder heeft aan dit verzoek voldaan. Eiseres heeft geen aangiften voor de loonbelasting gedaan.
6. Eerst in 2005 is de correspondentie vervolgd met een brief van verweerder van 3 februari 2005 waarin, voor zover hier van belang, het volgende staat vermeld:
“Bijna twee jaar geleden stokte de informatie-uitwisseling tussen uw cliënt [eiseres] en ondergetekende. Prioriteitstelling elders heeft er toe geleid dat ik eerst nu op deze zaak kan terugkomen.
(…)
Omdat in casu een aantal objectieve onzekerheden zijn te benoemen en eerder door mij het vertrouwen is uitgesproken te streven naar en praktische oplossing, wil ik bij mijn ambtgenoot van kantoor Rotterdam er voor pleiten een allesomvattende vaststellingsovereenkomst mogelijk te maken.
Eerder heb ik van u een overzicht (bijlage A) gekregen waarop “worked” days staan. Vermoedelijk wordt het aantal verblijfsdagen in Nederland bedoeld. Geeft dit overzicht het totaal aantal in Nederland verbleven dagen aan? Hoe kan het reëel aantal
gewerkteuren worden benaderd? Uiteraard ga ik zelf proberen op basis van de poortadministratie tot een aantal werkuren te komen.
Gaarne ontvang ik van u zo spoedig mogelijk een reactie.
(. . .)”
7. Na te zijn gerappelleerd op 5 april 2005 heeft eiseres bij brief van 16 juli 2005 gegevens van werknemers bij het project overgelegd. In reactie daarop heeft verweerder bij brief van 28 juli 2005 een voorstel gedaan voor de verdere afhandeling. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Bij brief van 9 september 2005 heeft verweerder aan eiseres het volgende bericht:
“ Tot op heden heb ik nog niet van u mogen vernemen op mijn brief van 28 juli 2005.
Ik verzoek u mij voor 26 september te berichten hoe wij in deze naar uw mening verder zouden moeten. Uit mijn brief van 28 juli zult u begrijpen dat er in feite maar twee mogelijkheden zijn. Indien voor genoemde datum reactie uitblijft, zal ik de geschatte aanslagen moeten uitbrengen waarbij door het ontbreken van nadere gegevens omkering bewijslast gesteld zal gaan worden.”
8. Eiseres heeft hierop bij brief van 11 oktober 2005 gereageerd en onder meer voorgesteld een vergadering te beleggen teneinde tot een oplossing te komen.
9 In zijn brief van 2 maart 2006 reageert verweerder als volgt:
“De strekking van uw brief van 11 oktober 2005 komt er op neer dat [eiseres] reeds belasting in Portugal heeft betaald over haar in Nederland verrichte aktiviteiten en dat de Nederlandse Belastingdienst zich maar tot de Portugese autoriteiten moet wenden om haar deel te krijgen.
Ik ben het [met, rechtbank] voornoemde stellingname niet eens. Hoeveel en in welk land belasting betaald is, is vooral belangrijk voor de wijze waarop de voorkoming van dubbele belasting (financieel) wordt afgewikkeld. De feitelijke betaling is niet van belang voor [de, rechtbank] hoofdvraag aan welk land het recht om belasting te mogen heffen wordt toegewezen. Deze vraag moet worden beantwoord op basis van de regels die zijn opgenomen in het belastingverdrag tussen Portugal en Nederland.
(….)
Gelet op het voorgaande ben ik nog steeds van mening dat zo snel mogelijk aanslagen door Nederland dienen te worden opgelegd. Over de wijze waarop en de hoogte van aanslagen bent u reeds geïnformeerd in mijn brief van 28 juli 2005. Gelet op hetgeen dat ik hiervoor heb opgemerkt, acht ik een door u voorgestelde bijeenkomst alleen zinvol, als [eiseres] bereid is op basis van mijn brief van 28 juli 2005 te bespreken op welke wijze de Nederlandse belastingheffing moet worden geëffektueerd.
Dit dossier kent inmiddels een zeer lange looptijd, het is tijd dat beslissingen worden genomen en knopen worden doorgehakt. Ik verzoek u voor 28 maart aanstaande met concrete voorstellen te komen. “
Eiseres heeft niet gereageerd op deze brief.
10. Bij brief van 6 april 2006 heeft verweerder onder verwijzing naar zijn brief van 9 september 2005 meegedeeld dat hij voornemens is een aanslag loonheffing op te leggen over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 naar een te betalen bedrag van € 1.479.831. In reactie hierop heeft de gemachtigde bij brief van 14 april 2006 meegedeeld dat hij teleurgesteld is in de gang van zaken, dat naar zijn mening verweerder beschikt over alle relevante informatie en dat hij de brief van 6 april 2006 zal bespreken met eiseres om te bezien of eiseres een verdere reactie in dit stadium nodig acht. Een verdere reactie van eiseres is uitgebleven.
11. Bij brief van 6 juni 2006 heeft verweerder bericht dat, zoals is aangekondigd in de brief van 6 april 2006, een naheffingsaanslag zal worden opgelegd. In de brief geeft verweerder aan hoe en binnen welke termijn eiseres bezwaar kan maken tegen die op te leggen naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag heeft als dagtekening 28 juni 2006.
12. Met dagtekening 2 augustus 2006 heeft de ontvanger aan het Portugese adres van eiseres een aanmaning gezonden en op 4 juli 2007 is een dwangbevel aan eiseres betekend, door middel van toezending van het dwangbevel aan het adres van eiseres. Met dagtekening 3 juli 2009 en 20 juli 2009 zijn wederom een aanmaning respectievelijk een dwangbevel gezonden aan het toezendadres in Portugal.
13. In het “dwangbevel met bevel tot betaling” staat onder meer het volgende vermeld:
“Op 20 augustus 2009 heb ik geconstateerd dat u achter bent met de betaling van de aanslag loonheffing 2003, aanslagnummer […] , met dagtekening 28 juni 2006.”
Op de “akte van betekening met bevel tot betaling” staat onder meer het volgende vermeld:
U heeft een achterstand in de betaling van de volgende aanslag.
Soort schuld : Loonheffing
Jaar/tijdvak : 2003
Aanslagnummer : […]
Ik heb daarom een dwangbevel tegen u uitgevaardigd, voor een bedrag van € 1.667.684,00.”
14. Bij brief van 10 november 2009 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld uit coulanceoverwegingen bereid te zijn de naheffingsaanslag te verminderen tot een te betalen bedrag van € 170.840, exclusief heffingsrente. In de brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“In the year 2006 a wage-tax assessment was imposed for the work [eiseres] performed on the [A] in the Netherlands in the years 2001, 2002 and 2003. Untill now nothing of this assessment has been payed, in fact there was not any reaction from [eiseres] at all. Also on recent requests to pay, there was given no reaction.
(…)
Normally a company makes objections against such a high amount and makes an appeal to the Inpector of taxes. Once more [eiseres] did not react at all.
(…)
Though the Dutch tax-legislation is clear that the highest rate was applicable, I will relieve the assessment, before the help of the Portugese authorities is asked for. The new calculation has been made on basis of the normal rate that is applicable when a company keeps up a proper Dutch wage-tax administration in time. Also the premium part has been skipped in the new calculation.
New calculation
Basis is still a net wage of 10 euro nett per hour, 57 (average ) hours a week. The new calculated wagetax per hour amounts in the years 2001, 2002 en 2003 respectively € 1,30, € 1, 32 en € 1,11.
(…)
Soon [eiseres] shall receive a taxrelief of € 1.308.991,--
This means € 170.840,-- of the original assessment is still to be paid, increased with legal interest.”
15. Met dagtekening 20 november 2009 heeft verweerder de naheffingsaanslag ambtshalve verminderd tot een te betalen bedrag van € 192.868 (inclusief € 22.028 heffingsrente). Deze ambtshalve vermindering is verzonden naar het adres van eiseres in Portugal.
16. Bij brief van 25 januari 2010 heeft de ontvanger aan de Belastingdienst/ Oost/Central Liaison om bijstand verzocht bij het invorderen van belasting op naam van eiseres. Met dagtekening 24 februari 2010 is de Portugese belastingdienst namens de Nederlandse belastingdienst overgegaan tot invordering van de belastingschuld. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres op 23 maart 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is doorgezonden naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
17. Met dagtekening 28 juni 2006 is een naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 aan eiseres opgelegd. Het aanslagbiljet is verzonden naar het adres [Y] , Portugal. In deze adressering ontbreekt het huisnummer, te weten no. […] .”