ECLI:NL:GHDHA:2015:2233
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- G.J. van Leijenhorst
- H.A.J. Kroon
- O.C.R. Marres
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde waarde van een woning in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een woning is vastgesteld op € 290.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, betwist deze waarde en stelt dat de eerder vastgestelde waarde van € 346.000 te hoog is. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de waarde van de woning vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en heeft bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 290.000, wat de belanghebbende in hoger beroep aanvecht.
De belanghebbende voert aan dat de heffingsambtenaar jarenlang de woning en een ander appartement als één onroerende zaak heeft gewaardeerd en dat de plotselinge splitsing in twee onroerende zaken onterecht is. De heffingsambtenaar stelt dat de waarde correct is vastgesteld en dat de eerdere waarderingen niet meer relevant zijn. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak besproken en zijn beide partijen verschenen.
Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, maar dat de uiteindelijke waarde van € 290.000 niet te hoog is. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en gelast de heffingsambtenaar om het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.